Het is in Nederland verboden om zonder vergunning te bouwen. Bedrijven en burgers met uitbreidingsplannen krijgen vroeg of laat dus te maken met vergunningen. De overheid (bijvoorbeeld een gemeente of provincie) dient te beoordelen of de gewenste uitbreiding van bijvoorbeeld een bedrijfspand of een woning in overeenstemming is met de wet- en regelgeving. Als dat zo is, moet de vergunning worden verleend. Als dat niet zo is, moet de vergunning worden geweigerd. De wet bepaalt hoe lang de overheid heeft om op (vergunning)aanvragen te beslissen.
Soms laat de beoordeling door de overheid (te) lang op zich wachten, waardoor ook de vergunning lange tijd op zich laat wachten en waardoor de gewenste uitbreiding lange tijd niet kan worden gerealiseerd. Daardoor kan schade ontstaan, bijvoorbeeld als een bedrijf door de vertraging omzet misloopt omdat het niet kan uitbreiden. Is de overheid in dat geval aansprakelijk omdat er (te) laat is besloten op de vergunningaanvraag? Over die vraag heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden recent uitspraak gedaan.
Wat was er aan de hand?
Een vastgoedontwikkelaar kocht een stuk grond met de bedoeling om daarop een aantal woningen en appartementen te bouwen. Daartoe werd op 23 december 2010 een aanvraag voor een omgevingsvergunning ingediend bij de gemeente. De aanvraag is op 1 april 2011 verder aangevuld. De gemeente heeft vervolgens in principe acht weken de tijd om de vergunning te verlenen of te weigeren. Dat deed de gemeente echter niet.
De vastgoedontwikkelaar startte daarom een juridische procedure (juridisch ‘beroep niet tijdig beslissen’ genoemd) tegen de gemeente, waarin hij de rechtbank vroeg om de gemeente op te dragen om alsnog zo spoedig mogelijk te beslissen. De rechtbank gaf de vastgoedontwikkelaar gelijk en droeg de gemeente op om alsnog op korte termijn een beslissing te nemen, waarna de gemeente uiteindelijk op 9 december 2013 besloot om de vergunning te weigeren. De vastgoedontwikkelaar was het niet met de weigering eens en ging in beroep bij de rechter, die oordeelde dat de gemeente de vergunning niet had mogen weigeren. De gemeente diende een nieuwe beslissing te nemen op de eerdere aanvraag. Weer weigerde de gemeente de vergunning. Ook tegen die weigering stelde de vastgoedontwikkelaar beroep in en ook deze keer kreeg de vastgoedontwikkelaar gelijk. De gemeente diende wederom een nieuw besluit te nemen. Na veel bestuursrechtelijk gepingpong verleende de gemeente de omgevingsvergunning uiteindelijk op 16 oktober 2015, dus bijna 5 jaar na de aanvraag.
De vastgoedontwikkelaar stelde de gemeente aansprakelijk voor een bedrag van € 5.222.665,- vanwege alle vertraging en onterechte besluiten. Hij had immers gedurende vijf jaar niet de gewenste woningen en appartementen kunnen realiseren, waardoor hij inkomsten misliep. De rechtbank oordeelde daarover eerder dat er weliswaar sprake was van een forse overschrijding van de beslistermijn, maar dat de gemeente daardoor niet in strijd handelde met de zorgvuldigheidsnormen die de overheid in acht dient te nemen. Ook daar was de vastgoedontwikkelaar het niet mee eens, waarna hij hoger beroep instelde bij het hof.
Wat vond het hof?
Het hof wees erop dat de wettelijke beslistermijn in het leven is geroepen om de overheid voortvarend te laten beslissen en om voor betrokkenen duidelijkheid te scheppen over de vraag op welke termijn zij een beslissing van de overheid (over bijvoorbeeld een vergunningaanvraag) kunnen verwachten. Het hof oordeelde echter ook dat de wettelijke beslistermijn niet zonder meer beschermt tegen mogelijke schade die een aanvrager kan lijden wanneer de overheid niet (tijdig) op een vergunningaanvraag beslist. De enkele omstandigheid dat de overheid een besluit neemt met overschrijding van de wettelijke beslistermijn, is volgens het hof onvoldoende voor het oordeel dat de overheid aansprakelijk is voor schade die voortvloeit uit die termijnoverschrijding. Daarvoor zijn volgens het hof bijkomende omstandigheden nodig die meebrengen dat de overheid de (algemene) zorgvuldigheidsnormen overtreedt die overheden in acht dienen te nemen. Als bijkomende omstandigheden noemt het hof 1) de mate waarin de beslistermijn wordt overschreden, 2) de oorzaak of oorzaken van de termijnoverschrijding en 3) de voor het bestuursorgaan kenbare belangen van de betrokken belanghebbenden.
Kortgezegd gaat het er volgens het hof om of de overschrijding van de beslistermijn in het licht van de omstandigheden van het geval in redelijkheid aanvaardbaar was. Alle omstandigheden van het geval zijn van belang.
Wat betekende dat voor de vastgoedontwikkelaar?
In de kwestie van de vastgoedontwikkelaar stelt het hof vast dat er sprake was van een forse overschrijding van de wettelijke beslistermijn. De gemeente voerde allerlei excuusjes aan op basis waarvan de termijnoverschrijding acceptabel zou zijn, maar daar ging het hof niet in mee. Het hof oordeelde dat de gemeente sneller had moeten beslissen, gelet op het feit dat de vastgoedontwikkelaar er keer op keer bij de gemeente op had aangedrongen om een beslissing te nemen. De gemeente had daarover ook diverse toezeggingen gedaan. De vastgoedontwikkelaar had ook steeds gewezen op de grote financiële belangen die speelden. Deze omstandigheden vond het hof zwaar wegen. Gelet op alle omstandigheden oordeelde het hof dat de gemeente in strijd had gehandeld met de voor de overheid geldende zorgvuldigheidsnormen. De vastgoedontwikkelaar werd in de gelegenheid gesteld om zijn precieze schade (nader) te onderbouwen. Daarna zal het hof beslissen over de hoogte van de schadevergoeding. Die uitspraak laat echter nog even op zich wachten.
Conclusie
De overheid is niet zonder meer aansprakelijk voor schade die de aanvrager van een vergunning lijdt als gevolg van een te late beslissing van de overheid op de vergunningaanvraag. Daarvoor zijn bijkomende omstandigheden nodig.
Uit het arrest van het hof volgt dat het voor de aanvrager van de vergunning in ieder geval van belang is om er bij de overheid regelmatig op aan te dringen om (alsnog) te beslissen, bijvoorbeeld door middel van brieven en het hiervoor genoemde ‘beroep niet tijdig beslissen’. Daarnaast volgt uit het arrest van het hof dat het aanbeveling verdient om de overheid erop te wijzen wat de gevolgen zijn van niet tijdig beslissen voor jou als aanvrager (bijvoorbeeld grote financiële gevolgen). Ook andere bijkomende omstandigheden zijn natuurlijk denkbaar, maar die volgen niet uit het arrest van het hof.
Heb je vragen over overheidsaansprakelijkheid? Neem dan contact op met Rico Ligtvoet via het e-mailadres r.ligtvoet@gca.nl of via het telefoonnummer 06-15107759.