Wat is de Wet voorkeursrecht gemeenten?
De Wet voorkeursrecht gemeenten (Wvg) is een instrument, dat gemeenten kunnen gebruiken om gronden in eigendom te krijgen. Het vestigen van een voorkeursrecht is soms nodig omdat het voor gemeenten steeds moeilijker wordt om voor bebouwing benodigde gronden tijdig en voor een redelijke marktprijs te verkrijgen. Door de Wet voorkeursrecht gemeenten verbetert de positie van overheden op de grondmarkt. De rol van de overheid wordt sterker bij de uitvoering van ruimtelijk beleid, de grondmarkt wordt inzichtelijker en prijsopdrijving door speculatie kan worden voorkomen.
Wil een gemeente op een stuk landbouwgrond een nieuwe woonwijk of een bedrijventerrein plaatsen dan kan zij op het perceel een voorkeursrecht vestigen. Wanneer de eigenaar van het perceel de grond wil verkopen, moet hij het perceel eerst aan de gemeente te koop aanbieden. Let wel, er bestaat geen verplichting tot verkoop. De eigenaar kan te allen tijde beslissen de grond zelf in eigendom te houden.
Prijsvaststellingsprocedure
Uitgangspunt is dat de eigenaar en de gemeente in overleg de verkoopprijs bepalen. Lukt dit niet dan zal de rechter op advies van deskundigen de prijs bepalen. Hierbij zal hij de zogenaamde ‘verkeerswaarde’ van de grond bepalen. Dit is de prijs die in het vrije verkeer tussen een redelijk handelende eigenaar en een redelijk handelende koper tot stand zou komen.
De eigenaar die deze procedure volgt loopt weinig risico’s. Alle kosten (dus zowel de kosten van de deskundigen als de kosten van de advocaat) moeten door de gemeente worden vergoed. Bovendien is de eigenaar niet verplicht de grond te verkopen aan de gemeente. Zelfs nadat de rechtbank de prijs heeft bepaald, mag de eigenaar ervoor kiezen om de grond niet te verkopen.
Redelijke termijn
De lengte van de procedure kan een probleem zijn. Soms duurt het meer dan 2 jaar voordat de rechtbank de waarde van de grond heeft vastgesteld. In de tussenliggende periode kan de waarde van de grond stijgen maar ook dalen.
Goorts & Coppens Advocaten is betrokken bij een procedure tegen de Gemeente Almelo. Het verweer van Goorts & Coppens Advocaten heeft geleid tot een belangwekkende uitspraak. Op grond van artikel 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van Mens moet een procedure binnen een redelijke termijn eindigen in een uitspraak van een onafhankelijke rechter. Goorts & Coppens Advocaten heeft aangevoerd, dat zowel de procedure, vastgelegd in de Wvg als de wijze waarop aan die procedure uitvoering is gegeven niet voldoen aan de eisen in artikel 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van Mens.
De Rechtbank Almelo heeft over deze rechtsvraag voor het eerst uitspraak gedaan. De Rechtbank heeft in de eerste plaats beslist, dat artikel 6 van het Europese Verdrag van de Rechten van Mens ook van toepassing is op de procedure om de prijs van de grond te bepalen.
De rechtbank kwam echter tot de conclusie, dat de procedure op zichzelf niet in strijd is met het Europese recht. De rechtbank oordeelde verder, dat de lengte van de procedure (meer dan 2 jaar) redelijk is.
Goorts & Coppens Advocaten overlegt nu met de klant of deze zaak voorgelegd zal gaan worden aan het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Goorts & Coppens Advocaten is namelijk van mening, dat de argumenten van de Rechtbank Almelo niet erg overtuigend zijn.
Bovendien is Goorts & Coppens Advocaten van mening dat ruim 2 jaar voor een procedure om de prijs vast te stellen, geen redelijke termijn is.
Voor meer informatie kun je contact opnemen met Irene van Geel, vakgroepleider bestuursrecht op 0493-352070 of viai.van.geel@gca.nl.