Het Europees Hof van Justitie heeft vandaag geoordeeld dat een particuliere onderneming het dragen van een hoofddoek of een ander religieus symbool op de werkvloer mag verbieden.
Met dit vonnis oordeelt het Europees Hof van Justitie over twee langslepende rechtszaken van moslima’s die hun werkgever in een procedure hebben betrokken omdat de werkgever heeft aangegeven dat ze geen hoofddoekje mochten dragen op de werkvloer. Het hof volgt hiermee het advies dat de advocaat-generaal vorig jaar gaf.
Bedrijfsreglement
Een bedrijf mag een werkneemster verbieden een hoofddoek te dragen op het werk. Volgens het Europese Hof is dat geen discriminatie, maar dan moet het verbod wel zijn gebaseerd op een bedrijfsreglement waarin de onderneming het zichtbaar dragen van enig politiek, filosofisch of religieus teken verbiedt. Het Europese stelt dus dat een hoofddoekverbod volgens haar legitiem is als een werkgever religieuze en levensbeschouwelijke neutraliteit wil uitstralen.
Zolang een werkgever in het bedrijfsreglement vastlegt dat het zichtbaar dragen van ‘enig politiek, filosofisch of religieus teken’ op de werkvloer is verboden, is er volgens het Europees Hof van Justitie geen sprake van directe discriminatie. De voorwaarde is wel dat het verbod slaat op alle zichtbare politieke, filosofische en religieuze tekenen, en niet op religieuze overtuigingen in het algemeen of een specifieke godsdienst in het bijzonder. Is er geen reglement en een werkgever komt tegemoet aan de wens van een klant die niet door iemand met een hoofddoek wil worden geholpen, dan maakt hij zich wel schuldig aan discriminatie.
Vervangende werkplek
Het Europees Hof van Justitie stelt echter wel dat het bedrijf, in plaats van ontslag, had moeten overwegen om desbetreffende persoon een werkplek aan te bieden waarbij geen direct visueel contact met de klant bestond.