Op 9 april 2014 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State weer een uitspraak gewezen dat ons verder brengt hoe om te gaan met nadeelcompensatiezaken en meer in bijzonder hoe om te gaan met de waardering van de schade.
Wat speelde er in deze kwestie?
Drie eigenaren van een appartement in Noordwijk met vrij uitzicht op de Noordzee werden geconfronteerd met kustversterkingswerkzaamheden. De duinen werden verbreed en opgehoogd naar 9 meter boven NAP en een voetpad werd verlegd. De eigenaren van deze appartementen richtten een verzoek tot nadeelcompensatie aan het Hoogheemraadschap van Rijnland wegens waardevermindering van hun woningen als gevolg van deze werkzaamheden. Het Hoogheemraadschap wees de verzoeken af, omdat volgens het Hoogheemraadschap de schade de drempel van 10% niet overstijgt.
Als gevolg van een tussenuitspraak van de Afdeling van 3 juli 2013 had de Afdeling reeds overwogen dat de uitvoering van werkzaamheden ten behoeve van een goede en veilige kustverdediging als een normale maatschappelijke ontwikkeling in het algemeen belang moet worden beschouwd. Het bestuursorgaan, de Dijkgraaf en Hoogheemraden van Rijnland waren opgedragen om met inachtneming van deze overweging opnieuw een besluit te nemen.
Besluit: schade te klein en voorzienbaar
De nieuwe besluiten hielden in dat de verzoeken om nadeelcompensatie werden afgewezen. De reden hiertoe was dat de realisering van de kustversterking niet heeft geleid tot waardedaling. De schade overtrof niet de drempel van 10% van de waarde van de appartementen en diende om die reden te worden beschouwd als behorende tot het maatschappelijk risico van de verzoekers tot nadeelcompensatie. Tot slot was het Hoogheemraadschap van mening dat de verzoekers ten tijde van de aankoop van de appartementen rekening konden houden met de mogelijkheid tot ophoging van het strand en duinen. Met andere woorden: de schade was voorzienbaar.
Planvergelijking niet mogelijk
De Afdeling vernietigt deze besluiten. Op grond van de Verordening van het Hoogheemraadschap dient voor een beoordeling van een verzoek om nadeelcompensatie een vergelijking te worden gemaakt tussen de feitelijke situaties met en zonder de uitvoering van het kustversterkingsplan. De planologische vergelijking ligt volgens de Afdeling in deze situatie niet voor de hand, met name omdat er in het betreffende bestemmingsplan geen grenzen aan hoogte, breedte of lengte van de kustverwerkingswerken zijn gesteld. Als er geen grenzen zijn gesteld aan een plan, dan zou dat de conclusie rechtvaardigen dat zich nimmer een nadelige situatie voordoet, kortom planvergelijking met de maximale invulling van het plan is om die reden niet goed mogelijk in dit geval.
Uitspraak Raad van State
Ter finale geschilbeslechting voorziet de Afdeling zelf in de zaak en bepaalt dat het Hoogheemraadschap de schade vergoed met gebruikmaking van een drempel van 5%. De vaststelling van de omvang van het normaal maatschappelijk risico is primair een taak van de overheid. De Afdeling is van oordeel dat de door het Hoogheemraadschap gehanteerde drempel van 10% echter te fors is. Een waardedaling van 10% valt onder de categorie ‘zware schade’ en kan volgens de Afdeling niet tot het normaal maatschappelijk risico worden beschouwd.
De Afdeling komt tot deze drempel van 5% omdat door de duinuitbreiding en verhoging het zicht op het strand vanuit de appartementen nagenoeg geheel verloren is gegaan. Aangezien de appartementen aan de kust zijn gelegen en zich tevens op de eerste verdieping bevinden, bestaat er een grotere kans op het ontstaan van uitzichtschade als gevolg van kustversterkingswerkzaamheden en is hogere drempel dan 2% gerechtvaardigd. Het Hoogheemraadschap dient derhalve als gevolg van deze uitspraak van de Afdeling alsnog de door eigenaren van de appartementen geleden schade te vergoeden.