Waar gewerkt wordt, worden ook fouten gemaakt. Vrije beroepsbeoefenaren, zoals accountants, deurwaarders, advocaten, notarissen, belastingadviseurs e.d. kunnen als zij een fout maken aansprakelijk zijn jegens hun opdrachtgever. De maatstaf die hiervoor in de rechtspraak wordt aangelegd is of de beroepsbeoefenaar heeft gehandeld “zoals van een redelijk handelend en redelijk bekwame vakgenoot mag worden verwacht”. Indien dat niet het geval is dan is de beroepsbeoefenaar in beginsel aansprakelijk. De beroepsbeoefenaar moet dus gewoon zijn vak verstaan. Die aansprakelijkheid kan ook op de individuele werknemer komen te rusten.
De opdracht aan een beroepsbeoefenaar wordt in het recht gekwalificeerd als een overeenkomst van opdracht. Nu is het vaak zo dat degene die de opdracht feitelijk uitvoert niet de contractspartij van zijn cliënt is. Denk bijvoorbeeld aan de situatie waarin er een adviesopdracht wordt verstrekt aan een accountantskantoor of notariskantoor. In dat geval is het accountantskantoor of het notariskantoor de contractspartij doch één van de aan het kantoor verbonden accountants of notarissen is degene die het werk feitelijk uitvoert. Indien nu die persoon een fout maakt, zodanig dat niet gezegd kan worden dat hij of zij heeft gehandeld zoals van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam vakgenoot mag worden verwacht. Wie is hiervoor dan aansprakelijk ? Het kantoor of de betreffende accountant of notaris, of wellicht beiden ? Eind 2015 heeft de Hoge Raad hierover een belangrijk arrest gewezen.
In de betreffende zaak werd door de Hoge Raad geoordeeld over de beroepsaansprakelijkheid van twee advocaten die werkzaamheden hadden uitgevoerd voor een cliënt van de advocatenmaatschap. De cliënt had de advocatenmaatschap opdracht gegeven om hem te adviseren over de zekerheidstelling voor de terugbetaling van de lening. De wederpartij ging uiteindelijk failliet en de waarde van de gestelde zekerheden bleek onvoldoende om de volledige geldlening te dekken. De cliënt stelde de twee advocaten hiervoor aansprakelijk. Van die advocaten was er één tevens maat van de maatschap en de ander was in dienst van de maatschap.
Door de rechtbank en het hof werden de vorderingen tegen de advocaten afgewezen omdat de opdracht niet aan de individuele advocaten werd verstrekt maar aan de maatschap. Niet de advocaten maar de maatschap was dus de contractspartij van de cliënt. Voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de advocaten was volgens het hof ernstige verwijtbaarheid vereist. Het niet naar behoren adviseren of het ernstig tekortschieten in de dienstverlening als advocaat was voor de persoonlijke aansprakelijkheid van de advocaat volgens het hof onvoldoende.
Voor meer informatie kunt u terecht bij Ad Coppens, advocaat onderneming, via a.coppens@gca.nl of op 0493-331483.