Bij overname van een onderneming wordt regelmatig rekening gehouden met goodwill. Kort gezegd betekent goodwill de meerwaarde van een onderneming boven de optelsom van de afzonderlijke goederen. Goodwill kan bijvoorbeeld bestaan uit elementen zoals kennis, klanten, personeel of naamsbekendheid, die een positieve invloed kunnen hebben op de toekomstige winstverwachting van een onderneming. Wat nu als na overname blijkt dat die goodwill niet of in veel mindere mate dan verwacht aanwezig is?
In boek 7 van het Burgerlijk Wetboek zijn de spelregels omtrent koop vastgelegd. Daarin is onder andere geregeld dat hetgeen wordt gekocht moet beantwoorden aan hetgeen de koper op grond van de met de verkoper gesloten overeenkomst mag verwachten. Is dit niet het geval dan is er sprake van non-conformiteit. De koper heeft dan de mogelijkheid om de overeenkomst te ontbinden of de verkoper aan te spreken tot het betalen van schadevergoeding.
Non-conformiteit
In een arrest van de Hoge Raad van 8 juli 2011 was de vraag aan de orde of de koper van een onderneming ook een beroep kan doen op de bepalingen met betrekking tot non-conformiteit indien de goodwill van de overgedragen onderneming niet beantwoordt aan hetgeen de koper mocht verwachten. De betreffende zaak handelde over de overname van een notariskantoor. Na de overname vernam de koper dat de verkoper betrokken was geweest bij meerdere transacties die er toe hadden geleid dat de notarispraktijk door (voormalige) cliënten aansprakelijk werd gesteld. De koper stelde zich daarom op het standpunt dat de gekochte onderneming, inclusief haar goodwill, niet de eigenschappen had die hij op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Zowel rechtbank als Hof wezen de vorderingen van de koper af afgewezen. De regels van de non-conformiteit bij koop kunnen volgens rechtbank en hof slechts kunnen zien op zaken- en vermogensrechten. Omdat hiervan bij goodwill geen sprake is behoort een beroep op de regels van de non-conformiteit volgens rechtbank en Hof niet tot de mogelijkheden.
Uitspraak Hoge Raad
De Hoge Raad is het hiermee niet eens. Volgens de Hoge Raad gaat het om: “de verkoop van een onderneming waarbij partijen voor de bepaling van de koopsom rekening hebben gehouden met aan de onderneming verbonden goodwill doordat zij een meerwaarde aan de onderneming hebben toegekend die uitgaat boven de som van de individueel gewaardeerde activa en passiva. In zodanig geval kan een tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst ook bestaan indien de overgedragen onderneming niet wat betreft de activa maar wat betreft de goodwill niet beantwoordt aan hetgeen de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten.
Conclusie:
Ook indien de goodwill niet beantwoordt aan hetgeen de koper mag verwachten kan er dus sprake zijn van non-conformiteit. Het is daarom van belang dat partijen bij een bedrijfsovername duidelijke afspraken maken omtrent de hoogte van de goodwill en de wijze waarop (een deel van) de vergoeding voor de goodwill eventueel teruggevorderd kan worden indien het niet de eigenschappen heeft die de koper op grond van de overeenkomst mocht verwachten. Indien deze kwestie niet door partijen goed wordt uitgewerkt, bestaat het gevaar dat verkoper relatief snel aansprakelijk wordt gesteld voor tegenvallende prestaties van de onderneming na de bedrijfsoverdracht.
Voor meer informatie over dit onderwerp kun je contact opnemen met Luc Tacx, advocaat Onderneming via telefoonnummer 0493 – 331486 of via l.tacx@gca.nl.