Het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en een goed woon- en leefklimaat zijn vaak tegenstrijdige belangen. De ondernemer komt op voor zijn belangen door te stellen dat woningbouw in de nabijheid van zijn bedrijf tot een onevenredige belemmering van zijn bedrijfsvoering leidt, terwijl een gemeente probeert aan te tonen dat de soep niet zo heet wordt gegeten.
Op 7 januari 2015 (201305911/1) heeft de Raad van State uitspraak gedaan over de vraag hoe het regelen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen zich verhoudt tot Europese regelgeving. De Raad van State heeft geruime tijd over deze zaak moeten nadenken omdat de zitting al op 19 maart 2014 had plaatsgevonden maar komt dan op 7 januari 2015 toch met een uitspraak.
In deze zaak ging het om een bestemmingsplan en projectbesluit voor het bouwen van 40 woningen op een afstand van 37 meter van de agrarische bestemming tot de woonbestemming. Het agrarisch bedrijf betrof een fruitteeltbedrijf.
De Raad van State concludeert onder andere dat een in acht te nemen afstand van 50 meter tussen gevoelige functies (zoals woningen) en fruitteeltbedrijven (vanwege het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen) niet als onredelijk wordt beschouwd. Er mag een kortere afstand worden aangehouden als dit deugdelijk wordt gemotiveerd. In dit geval had de gemeente een rapport op laten stellen waaruit bleek 35 meter voldoende was mits gebruik zou worden gemaakt van driftarme spuittechnieken.
Door de ondernemer was aangevoerd dat er Europese regelgeving bestond die het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen al regelt en dat het dus niet mogelijk is om hiervoor in het bestemmingsplan voorschriften op te nemen. Hiervan stelt de Raad van State echter:
“De raad dient in het kader van een goede ruimtelijke ordening een beoordeling te verrichten van alle bij het gebruik van de gronden betrokken ruimtelijke aspecten. Hieronder vallen ook ruimtelijke gevolgen van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. Een ruimtelijke regulering van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen kan vanuit planologisch oogpunt derhalve gewenst zijn. Zo kan uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening in een teeltvrije of spuitvrije zone tussen een agrarische bestemming en de gevoelige bestemming worden voorzien. Voorts kan binnen een agrarische bestemming een spuitvrije zone worden opgenomen.”
Europese regelgeving en de Wet gewasbeschermingsmiddelen staat daar dus niet aan in de weg.
Echter, in het bestemmingsplan was bepaald dat chemische bestrijdingsmiddelen en gewasbeschermingsmiddelen alleen mogen worden verwerkt met apparatuur met een driftreductieklasse van 90% dan wel maatregelen worden genomen die in dezelfde mate de drift tot buiten de aanduiding “fruitteelt” beperken.
Los van het feit dat het besluit ook op andere gronden niet deugde, gaat de Raad van State uitvoerig in op de verhouding van dit voorschrift met Europese regelgeving. Op Europees niveau is er een richtlijn vastgesteld, de Machinerichtlijn, die onder andere van toepassing is op machines voor de toepassing van pesticiden. Die richtlijn regelt ook de vermindering van risico’s en de effecten van het pesticidengebruik op de menselijke gezondheid en het milieu en bevordert alternatieven.
De Europese Machinerichtlijn is van toepassing op het voorschrift dat de gemeente in het bestemmingsplan had opgenomen en derhalve bestaat er geen ruimte om een dergelijke gezondheids- en veiligheidseis in het plan op te nemen zoals de gemeente Houten dat had gedaan.
Het bestemmingsplan en bouwplan wordt onder andere om de hiervoor genoemde reden vernietigd.
Voor meer informatie over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Ruud Verkoijen, advocaat Overheid + Omgeving via telefoonnummer 0493-331474 of via r.verkoijen@gca.nl.