In diverse media hebben Gedeputeerde Staten van Noord-Brabant laten optekenen dat zij grote twijfels hebben over het model dat wordt gehanteerd om geuroverlast van veehouderijen te berekenen (het V-Stacks-model). Gedeputeerde Staten hebben er bij staatssecretaris Mansveld (Infrastructuur en Milieu) op aangedrongen om een gedegen onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van het V-Stacks-model. Gedeputeerde Staten baseren hun visie op een onderzoek dat zij door ingenieurs- en adviesbureau Witteveen+Bos hebben laten uitvoeren. De conclusies van Gedeputeerde Staten lijken verontrustend. Is dat ook zo?
Uit het onderzoek van Witteveen+Bos trekken Gedeputeerde Staten de conclusie dat vergunningaanvragen van veehouderijen door gemeentes niet goed beoordeeld kunnen worden. Volgens Gedeputeerde Staten heeft dit zowel voor veehouderijen als voor omwonenden consequenties:
– Indien geuroverlast met het ondeugdelijke V-Stacks-model te laag wordt berekend, kan een vergunning worden afgegeven die voor omwonenden meer hinder oplevert dan wenselijk is. De gevolgen van geuroverlast worden dan onderschat.
– Indien geuroverlast op basis van het V-Stacks-model te hoog wordt berekend, kan een vergunningaanvraag ten onrechte zijn geweigerd. Geuroverlast wordt in dat geval overschat, terwijl de situatie in de praktijk acceptabel zou kunnen zijn.
Eigenlijk is er niets nieuws onder de zon. Agrarische adviesbureaus hebben al snel, nadat zij zijn gaan werken met het V-Stacks-model, vastgesteld dat er soms sprake is van onbegrijpelijke uitkomsten. Een kleine verandering van invoergegevens leidt soms tot verassend andere uitkomsten. Dat berekeningen de werkelijkheid niet altijd benaderen, is dan ook al lang bekend.
Met deze wetenschap viel echter niets te doen. Het V-Stacks-model is namelijk wettelijk voorgeschreven. De Wet geurhinder en veehouderij schrijft voor dat geurberekeningen volgens het V-Stacksmodel moeten worden gemaakt.
Beroepsprocedures over geweigerde of verleende omgevingsvergunningen (voor milieu) gebaseerd op de onbetrouwbaarheid van het rekenmodel hebben dan ook geen kans van slagen. Het bevoegd gezag is immers gehouden om het wettelijke rekenmodel te hanteren. Ook als de uitkomsten niet altijd correct zijn. De wetgever heeft er indertijd welbewust voor gekozen om het gebruik van het rekenmodel in de wet voor te schrijven. Als het rekenmodel op de schop moet, ligt er geen taak voor de rechter maar voor de wetgever.
Wilt u meer weten over dit onderwerp, neem dan contact op met Peter Goumans, advocaat Overheid + Omgeving. U kunt hem bereiken via p.goumans@gca.nl of 0492-78 01 93.