Onlangs stonden de kranten er vol van: “reistijd van en naar opdracht is werktijd”. De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie werd door de media als “baanbrekend” genoemd en zou “verstrekkende gevolgen” hebben voor werknemers in Nederland die vanuit huis opereren en ergens anders opdrachten moeten verrichten. Fijn voor bijvoorbeeld thuiszorgmedewerkers en installateurs, toch? Een nadere beschouwing van de uitspraak laat echter zien dat deze werknemers niet te vroeg moeten juichen.
Nuancering van dit arrest is noodzakelijk. Zo speelde het feit dat de werkgever de regiokantoren had afgeschaft een grote rol. De uitspraak ziet dus enkel op werknemers die eerst wel en later geen vaste werkplek meer hebben.
Ook betekent het feit dat reistijd aangemerkt wordt als arbeidstijd niet dat de reistijd uitbetaald moet worden alsof daadwerkelijk arbeid is verricht. De werkgever kan de vergoeding voor de reistijd zelf bepalen. Het is dus goed mogelijk dat de reistijd onbetaalde arbeidstijd is. Dit is anders wanneer in de cao of arbeidsovereenkomst andere afspraken zijn opgenomen. Wel moet ten minste het wettelijk minimumloon betaald worden over de totale arbeidstijd (dus inclusief reistijd). Per saldo kan het zelfs tot een negatieve uitkomst leiden. Een werkgever mag namelijk maximaal 48 uur per week werken en wanneer de (niet-betaalde) reistijd ook meegenomen wordt als arbeidstijd, blijven er minder uren over om daadwerkelijke (betaalde) arbeid te verrichten.
Geconcludeerd kan worden dat de gevolgen niet zonder meer verstrekkend zijn. De uitspraak zegt niets over de beloning die iemand krijgt en geldt alleen in het specifieke geval dat de werknemer eerst een vaste werkplek had en later niet meer. Toch is het niet zonder meer ondenkbaar dat de uitspraak in bepaalde gevallen wel van toepassing is.
Twijfelt u of u aan deze uitspraak rechten kunt ontlenen of wilt u meer informatie over dit onderwerp, neem dan contact op met Maud Saes, advocaat Arbeid via m.saes@gca.nl of 0493-331479.