Op 2 maart 2012 heeft de provincie Noord-Brabant de 7 Brabantse reconstructieplannen ingetrokken. Een aantal gemeentebesturen, bedrijven, organisaties en burgers waren het daar niet mee eens en procedeerde tot aan de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling). In een uitspraak van 27 november 2013 oordeelt de Afdeling over de vraag of provinciale staten de reconstructieplannen mochten intrekken.
Reconstructieplannen
In 2005 zijn de Brabantse reconstructieplannen in werking getreden. De reconstructieplannen zorgden ervoor dat het buitengebied van de provincie werd onderverdeeld in landbouwontwikkelingsgebieden, verwevingsgebieden en extensiveringsgebieden. Het doel van de plannen was om de ontwikkeling van veehouderijen in het landelijk gebied te sturen door middel van ruimtelijke zonering. Op deze manier kon worden bepaald waar veehouderijen zich wel en niet (verder) konden ontwikkelen. Veehouderijen zouden zich bijvoorbeeld enkel kunnen ontwikkelen in landbouwontwikkelingsgebieden, terwijl vestiging van veehouderijen in de nabijheid van dorpen en natuurgebieden kon worden tegengegaan.
Vervolgens heeft de provincie het reconstructiebeleid verder uitgewerkt in de Brabantse Verordening ruimte. Het beleid van de Verordening ruimte sloot echter niet naadloos aan op het beleid van de reconstructieplannen, wat tot diverse rechtszaken in het verleden heeft geleid. Hierdoor is bij de provincie het idee ontstaan om de reconstructieplannen in te trekken, hetgeen op 2 maart 2012 is gebeurd. Tegen de intrekking is vervolgens beroep ingesteld bij de Afdeling.
De Afdeling oordeelt…
Intrekking van de reconstructieplannen is volgens de Afdeling in strijd met de Reconstructiewet concentratiegebieden (hierna: Rwc). De Rwc bepaalt namelijk dat provincies één of meerdere reconstructieplan(nen) moeten vaststellen. Door de intrekking van alle reconstructieplannen in de provincie Noord-Brabant voldoet de provincie niet meer aan de wettelijke voorwaarden van de Rwc. Dat de provincie alternatief beleid heeft geformuleerd in de Verordening ruimte maakt dat volgens de Afdeling niet anders. Provinciale staten van Noord-Brabant mocht de reconstructieplannen daarom niet intrekken. Ook hadden de minister van Infrastructuur en Milieu en de staatssecretaris van economische zaken geen goedkeurig mogen geven aan de intrekken.
De gevolgen
Door de uitspraak van de Afdeling wordt de intrekking van de Brabantse reconstructieplannen ongedaan gemaakt. Dat betekent dat de reconstructieplannen nog in werking zijn. De reconstructieplannen staan (op een aantal punten) echter op gespannen voet met (een gedeelte van) het beleid van de Brabantse Verordening ruimte. Als het beleid uit het reconstructieplan afwijkt van het beleid uit de Verordening ruimte, dan dienen de betreffende bepalingen uit de Verordening ruimte buiten toepassing te worden gelaten ten gunste van de bepalingen uit het reconstructieplan. De uitspraak van de Afdeling kan daardoor grote gevolgen hebben voor het toepassingsbereik van de Verordening ruimte.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Niels Crooijmans via 0492-780186 of n.crooijmans@gca.nl