De economische recessie heeft een negatieve invloed op de uitvoering van infrastructurele werken, woongebieden en bedrijventerreinen. Toch heeft de Overheid nog steeds gronden nodig voor de realisering van belangrijke projecten. Als de eigenaar de gronden niet wil verkopen, is onteigening voor de Overheid het ultieme middel om de benodigde gronden in eigendom te verkrijgen. Daarom is het goed de onteigeningsprocedure toe te lichten.
Het onteigeningstraject valt uiteen in twee delen. Om tot onteigening te kunnen overgaan zal de Overheid eerst een titel moeten krijgen: toestemming van de Kroon (in de praktijk het Ministerie van Infrastructuur en Milieu). Dat gebeurt in de administratieve fase. De daadwerkelijk onteigening wordt door de burgerlijke rechter uitgesproken, die dan ook de hoogte van de schadeloosstelling bepaalt.
De Overheid start de onteigeningsprocedure met een (gedocumenteerd) verzoek aan de Kroon om de voorgenomen onteigening toe te staan. Het Ministerie biedt de grondeigenaar de gelegenheid om zienswijzen kenbaar te maken. Op basis van de aanvraag, eigen onderzoek, de zienswijzen en een advies van de Raad van State neemt de Kroon vervolgens een beslissing die in een Koninklijk Besluit wordt neergelegd. Daarmee eindigt de administratieve fase.
Alleen de burgerlijke rechter kan de onteigening uitspreken. Daartoe zal de Overheid met een dagvaarding de zaak aan de rechter moeten voorleggen. Als de vordering tot onteigening gehonoreerd wordt zal de rechtbank ook moeten bepalen welke schadeloosstelling de grondeigenaar toekomt. De rechtbank laat zich daarbij adviseren door deskundigen. Die deskundigen bekijken de te onteigenen gronden, bereiden een concept-rapportage voor en stellen partijen in de gelegenheid daarop te reageren. Aan de hand van het definitieve rapport stelt de rechtbank vervolgens de hoogte van de schadeloosstelling vast.
In de administratieve fase is de bijstand van een advocaat niet verplicht. In de procedure bij de rechtbank wel. Veel grondeigenaren schakelen pas na ontvangst van de dagvaarding een advocaat in. Toch is het verstandig om meteen een deskundige in de arm te nemen. Als u geen zienswijzen tegen de voorgenomen onteigening indient of daar kansen laat liggen, dan kan dat van invloed zijn op uw positie in de procedure bij de rechtbank. In de procedure bij de rechtbank bent u te laat met het verweer dat u zich met onteigening niet kunt verenigen.
Deskundige bijstand is niet verplicht maar wel aan te bevelen in het minnelijk traject dat aan de procedure bij de rechtbank vooraf dient te gaan. De wet verlangt namelijk dat de Overheid eerst een serieuze poging moet ondernemen om de benodigde gronden langs minnelijke weg te verkrijgen. In onderhandelingen kan dan geprobeerd worden het maximale er uit te halen. En natuurlijk speelt het verloop van dit traject een rol in de procedure bij de rechter.