De overheid kan onteigening enkel en alleen inzetten ter uitvoering van het algemeen belang (het publiek belang). Deze hoofdregel is vastgelegd in artikel 1 van de onteigeningswet. Het is niet de bedoeling dat de overheid het onteigeningsinstrument in gaat zetten om privaatrechtelijke doeleinden uit te voeren. Op 20 augustus 2014 heeft de rechtbank Limburg, in een procedure waar ons kantoor bij betrokken was, een vonnis gewezen inzake een onteigening in Beringe (gemeente Peel en Maas) waarbij het publieke belang van de onteigening ter discussie stond.
Feiten
In deze procedure heeft de gemeente Peel en Maas de rechtbank verzocht om de onteigening vervroegd uit te spreken in het kader van het algemeen belang. Het perceelsgedeelte dat de gemeente wil onteigenen, is een deel van de met bomen en struiken ingerichte achtertuin behorende bij de woning van een grondeigenaar van 80 jaar. Het perceel van de grondeigenaar is gelegen in een verder volledig gerealiseerd bedrijven-/industrieterrein en heeft eveneens een industriebestemming.
Het Koninklijk Besluit van 25 februari 2012 (hierna: het KB) vermeldt dat het perceelsgedeelte van Peeters nodig is ter uitvoering van een bestemmingsplan dat al op 15 juni 1997 onherroepelijk is geworden. Belangrijk om in dit verband op te merken, is dat de gemeente (destijds nog gemeente Helden) in 2000 heeft getracht om een onteigeningsprocedure op te zetten ter uitvoering van het bestemmingsplan. De onteigeningsprocedure is destijds niet doorgezet. Pas ruim 11 jaar later verzoekt de gemeenteraad de Kroon om een onteigeningsbesluit te nemen ter uitvoering van hetzelfde bestemmingsplan. De Kroon is van oordeel dat er sprake is van een publiek belang, noodzaak en urgentie en slaat het KB. De vordering van de gemeente wordt bij vonnis van 12 juni 2013 niet ontvankelijk verklaard omdat niet was voldaan aan de onderhandelingsplicht ex artikel 17 van de onteigeningswet.
Na de niet ontvankelijkverklaring van de vordering werd het stil aan de zijde van de gemeente. De grondeigenaar hield dan ook de stille hoop dat de gemeente niet nogmaals een onteigeningsprocedure zou starten. Een nieuwe procedure bij de rechtbank zou immers de derde keer zijn dat de gemeente besluit de grond te onteigenen. Enkele dagen voor het verstrijken van de tweejaarstermijn (na KB dient binnen twee jaar de betekening plaats te vinden) wordt de dagvaarding bij de grondeigenaar alsnog tijdig betekend.
Geen publiek belang
In de procedure tot vervroegde onteigening stelt de grondeigenaar zich op het standpunt dat er geen sprake is van een algemeen belang. Ter onderbouwing van zijn standpunt stelt de grondeigenaar dat de onteigening een privaat doel betreft. Via een verzoek op grond van de Wet openbaarheid van bestuur heeft de grondeigenaar kennis genomen van besluiten die zijn genomen ten aanzien van de uitbreiding van het bedrijf dat aangrenzend aan het perceel van de grondeigenaar ligt. Hieruit volgt dat het bedrijf de gronden, na de vordering tot onteigening, in eigendom verkrijgt. Er is naar de mening van de grondeigenaar dan ook geen publiek belang meer aanwezig. De grondeigenaar is dan ook van mening dat het inzetten van het onteigeningsinstrument, ruim 11 jaar na het stopzetten van de eerste onteigeningsprocedure, is ingegeven door niets meer en niets minder dan de overeenkomst met het op het bedrijventerrein gelegen bedrijf en dus geen publiek belang is gediend.
Het oordeel van de rechtbank Limburg
De rechtbank overweegt in een zestal regels dat er, ondanks de hiervoor genoemde gegevens, sprake is van een onteigening in het algemeen belang:
“De rechtbank overweegt dat de gemeente met onteigening uitvoering van een bestemming die is neergelegd in een bestemmingsplan nastreeft. Daaruit volgt dat met onteigening (ook) het publiek belang wordt gediend. Het bestemmingsplan als zodanig kan niet in deze procedure ter discussie worden gesteld; daarvoor bestaat een aparte met waarborgen omgeven planologische procedure. De rechtbank passeert dus het bezwaar van (grondeigenaar).”
Tot slot
De rechtbank Limburg is van oordeel dat in dit geval sprake is van onteigening in het kader van het publiek belang. Volgens de rechtbank ligt er een bestemmingsplan ten grondslag aan de onteigeningsprocedure. Wij zijn van mening dat dit standpunt te kort door de bocht is. In 1996 is een bestemmingsplan vastgesteld. Vervolgens wordt in 2000 een onteigeningsprocedure ter onteigening van het perceel van de grondeigenaar stopgezet waarna in 2011 pas een nieuwe procedure wordt opgestart. De reden waarom in 2014 wel noodzaak tot onteigening aanwezig is, is naar onze mening gelegen in het feit dat de gemeente in 2007 een overeenkomst heeft gesloten met het achterliggende bedrijf en aan de voorwaarde van deze overeenkomst wil voldoen. Uit de openbaar gemaakte besluiten volgt namelijk dat de gemeente de gronden in eigendom zal verwerven en expliciet zal verkopen aan het bedrijf. Een uitspraak dus die naar onze mening voor discussie kan zorgen.
Mocht u bij uw advisering aan cliënten vragen hebben over de voorwaarden van onteigening, neemt u dan contact op met Niels Crooijmans, onteigeningsadvocaat, via het telefoonnummer 06-555 06 541 of via e-mail n.crooijmans@gca.nl