Een onderwerp dat in nadeelcompensatiezaken vaak ter discussie wordt gesteld is de ‘risicoaanvaarding’. Een benadeelde kan immers geen aanspraak maken op nadeelcompensatie als hij het risico op het ontstaan van de schade heeft aanvaard. Hiervan is sprake als de schadeveroorzakende maatregelen op het moment van investering zodanig bekend was, dat een redelijk denkend en handelend ondernemer bij de beslissing tot een investering daarmee rekening dient te houden. Risicoaanvaarding vloeit bijvoorbeeld voort uit een startnotitie of ontwerptracébesluit.
In de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 april 2016 was de vraag aan de orde of schade als gevolg van het tracébesluit Rijksweg 31 Leeuwarden voorzienbaar was. Wat speelde in deze casus?
De eigenaar van een autoschadebedrijf had een verzoek om nadeelcompensatie ingediend wegens het door de minister van Infrastructuur en Milieu genomen tracébesluit.
In 2007 heeft de ondernemer zijn bedrijfspand gekocht. In 2010 neemt de minister het tracébesluit.
De ondernemer had het verzoek ingediend omdat zijn bedrijfspand minder zichtbaar is, en dat de bereikbaarheid van zijn pand is verslechterd door de afsluiting van de toegangsweg. De minister wijst het verzoek om nadeelcompensatie af, omdat de schade voorzienbaar zou zijn op het moment van investering op basis van een startnotitie uit 2002. Ten tijde van de aankoop van het pand in 2007 was de startnotitie reeds bekend gemaakt. De ondernemer stelt in de procedure die volgt dat er geen sprake is van voorzienbaarheid, omdat ten tijde van de investeringsbeslissing niet was te voorzien dat de belangrijkste toegangsweg tot het bedrijf zou worden afgesloten.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State buigt zich vervolgens over de kwestie en maakt een onderscheid tussen enerzijds de komst van de rijksweg en anderzijds de afsluiting van de toegangsweg tot het bedrijf.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State is van oordeel dat de komst van de rijksweg voorzienbaar was vanaf het moment dat de startnotitie uit 2002 openbaar werd gemaakt. De voorzienbaarheid van de afsluiting van de toegangsweg ziet de Afdeling anders. De afsluiting van de toegangsweg, was pas bekend op moment dat het tracébesluit in 2010 werd genomen. De Afdeling oordeelde dat de afsluiting ten tijde van de investeringsbeslissing niet voorzienbaar was. De Afdeling concludeert dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd dat de schade, voor zover die verband houdt met de afsluiting van de toegangsweg, voorzienbaar was.
Deze uitspraak maakt duidelijk dat bij een verzoek om nadeelcompensatie per projectonderdeel dient te worden nagegaan of en in hoeverre er sprake is van voorzienbaarheid op moment van investering. Als er op een later moment plannen of projecten worden toegevoegd, dient de voorzienbaarheid van deze aanvullende werken afzonderlijk en zelfstandig te worden vastgesteld.
Meer weten? Neem dan contact op met Irene van Geel via I.van.geel@gca.nl of 0493-352070.