Mogelijkheid voor werknemer om arbeidsduur, werktijd of arbeidsplaats te wijzigen via de nieuwe Wet aanpassing arbeidsduur
De Wet aanpassing arbeidsduur (WAA) geeft de mogelijkheid aan een werknemer om een verzoek te doen om meer of minder uren te mogen werken. Sinds 1 januari 2015 is het makkelijker gemaakt voor de werknemer om de werktijden aan te passen. Voor bedrijven met minder dan 10 werknemers geldt de WAA niet. Wel moeten zij een regeling te treffen met betrekking tot het recht van de werknemers op aanpassing van de arbeidsduur.
Vanaf 1 januari 2016 kan een werknemer, naast de arbeidsduur, ook zijn werktijd of arbeidsplaats wijzigen. De Wet aanpassing arbeidsduur geeft slechts het recht om een dergelijk verzoek te doen en verplicht de werkgever niet om dit verzoek altijd in te willigen. Hieronder vindt u de voorwaarden waar het verzoek in ieder geval aan moet voldoen.
Een werknemer kan een verzoek indienen wanneer hij ten minste een half jaar in dienst is voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum van de aanpassing.[1] De werknemer dient gemotiveerd aan te geven welke aanpassing hij wenst en de ingangsdatum. Het verzoek tot aanpassing dient ten minste twee maanden vóór de gewenste ingangsdatum schriftelijk bij de werkgever te worden ingediend.
De werkgever dient schriftelijk te beslissen op het verzoek en moet, in geval van afwijzing, het besluit ook schriftelijk motiveren. De werkgever moet minimaal een maand voor de gewenste ingangsdatum een beslissing nemen over het ingediende verzoek. Pas op, want indien de werkgever nalaat tijdig een beslissing te nemen, dan staat het verzoek tot aanpassing vast en gaat deze wijziging zonder meer gelden.
Het verzoek van de werknemer om zijn werktijden aan te passen kan geweigerd worden indien de werkgever een zwaarwegend bedrijfsbelang hierbij heeft. Een verzoek om vermeerdering van de arbeidsuren kan bijvoorbeeld afgewezen worden als er onvoldoende werk is of de financiële middelen dit niet toelaten. Verder kan de werkgever de gewenste spreiding van de uren wijzigen, indien hij daarbij een zodanig belang heeft dat de wens van de werknemer daarvoor naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid moet wijken. Indien de werkgever het verzoek tot aanpassing afwijst, dient hij hierover met de werknemer overleg te plegen.
Na afwijzing of inwilliging van het verzoek moet de werknemer in beginsel een jaar wachten voordat hij een nieuw verzoek mag doen. Deze termijn kan korter zijn als er sprake is van onvoorziene omstandigheden.
In een cao mogen meer of andere voorwaarden worden gesteld aan het verzoek om meer uren te werken. Er kunnen geen afspraken in een cao staan over het recht om minder te gaan werken. Hierbij dient rekening gehouden te worden dat de werknemer niet meer uren mag gaan werken dan de wet toestaat.
Het strekt te ver om in dit artikel alle mogelijkheden tot afwijzing te bespreken. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Maud Saes, advocaat Arbeid en Onderneming, via m.saes@gca.nl of 0493-331479.
[1] Vóór 1 januari 2016 kon de werknemer pas een verzoek indienen wanneer hij ten minste een jaar in dienst was.