De rechtbank Rotterdam bepaalde in een zaak uit 2015 (ECLI:NL:RBROT:2015:3165), dat zodanig misbruik werd gemaakt van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), dat het beroep van degene die het Wob-verzoek had ingediend, niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank ging zelfs nog een stap verder en veroordeelde diegene ingevolge art. 8:75 lid 1 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) tot vergoeding van de door de gemeente gemaakte proceskosten.
Niet-ontvankelijkheid beroep
Volgens de rechtbank Rotterdam moeten er zwaarwichtige redenen aanwezig zijn om een bij de bestuursrechter ingesteld beroep niet-ontvankelijk te (kunnen) verklaren, aangezien met de niet-ontvankelijkverklaring de betrokkene in feite het recht op toegang tot de rechter wordt ontzegd. Dit geldt te meer indien het gaat om een door een burger tegen de overheid ingesteld rechtsmiddel. De overheid heeft – soms zeer verstrekkende – bevoegdheden, waarover de burger in de regel niet beschikt. Misbruik van recht is één van die zwaarwichtige gronden die tot niet-ontvankelijkheid kunnen leiden.
Misbruik van recht wordt niet snel/lichtzinnig aangenomen. Gelet op art. 3:13 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) en de uitspraak van de Raad van State van 21 juli 2003 (ECLI:NL:RVS:2003:AL6396) is hiervan sprake indien rechten of bevoegdheden zodanig evident zijn aangewend zonder redelijk doel of voor een ander doel dan waartoe zij gegeven zijn, dat het aanwenden van die rechten of bevoegdheden blijk geeft van kwade trouw.
Misbruik van recht
Op de vraag van de rechtbank ter zitting wat de reden was voor het Wob-verzoek en waarom vervolgens ook beroep was ingesteld – de gemeente had namelijk laten weten dat de gevraagde informatie niet bestond – werd geantwoord dat de gemeente niet op een adequate manier had gehandeld. Er bestond bij degene die het Wob-verzoek had ingediend, namelijk geen twijfel dat de gemeente niet over de gevraagde stukken beschikte. De procedure was doorgezet, omdat een onjuist dwangsombesluit zou zijn genomen.
De rechtbank oordeelde dat, gezien deze omstandigheden, het Wob-verzoek van 6 maart 2013 niet tot doel had om de in de gevraagde documenten neergelegde informatie te verkrijgen of openbaar te maken. Verzoeker had slechts tot doel gehad om procedures te kunnen starten, waarmee aanspraak gemaakt kon worden op een dwangsom bij niet tijdig beslissen dan wel op een vergoeding van de proceskosten in bezwaar of beroep. Dat betekende dat het voor verzoeker ten tijde van het instellen van het beroep duidelijk had moeten zijn, dat van de ingestelde procedure geen positief resultaat viel te verwachten. Volgens de rechtbank had verzoeker daarmee de hem in de Wob toegekende bevoegdheid om informatie boven tafel te krijgen, bewust misbruikt voor de andere, genoemde doeleinden. De rechtbank verklaarde het beroep niet-ontvankelijk, met als gevolg dat niet meer werd toegekomen aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
Proceskostenveroordeling voor degene die het Wob-verzoek had ingediend
Nu sprake was van kennelijk onredelijk gebruik van procesrecht in de zin van artikel 8:75 lid 1 Awb, kon verzoeker (ambtshalve) worden veroordeeld in de kosten die de gemeente in verband met de behandeling van het beroep had gemaakt. De gemeente had een zelfstandig werkende jurist als gemachtigde aangesteld. De beroepsprocedure werd dus niet gedaan door een ambtenaar in dienst van de gemeente. Hierin zag de rechtbank aanleiding om verzoeker te veroordelen tot vergoeding van de proceskosten.
Wees dus gewaarschuwd als u overweegt een Wob-verzoek in te dienen. Meer weten hierover? Neem dan contact op met Patrick Grijpstra, advocaat Milieu + Omgeving, via telefoonnummer 0492-352070 of per e-mail: p.grijpstra@gca.nl