Bij besluit van 9 juli 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Reusel-De Mierde het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, herziening fase 1A” vastgesteld. Het plan voorziet in wijzigingen van de planregels van het bestemmingsplan “Buitengebied 2009, onder meer van de planregels die betrekking hebben op de ontwikkelingsmogelijkheden van intensieve veehouderijen.
Door twee partijen (hierna te noemen ‘appellanten’) is beroep ingesteld ten aanzien van de in het bestemmingsplan opgenomen “Maatlat Duurzame Veehouderij”. Op grond van artikel 10.6.11 van de planregels zijn Burgemeester en Wethouders bevoegd om de bestemming te wijzigen om, ter plaatse van de aanduiding ‘intensieve veehouderij’, vergroting van de oppervlakte van de bestaande intensieve veehouderijbebouwing toe te staan. Daarbij dient op grond van lid j. voldaan te worden aan de Maatlat Duurzame Veehouderij waarbij volgens de planregel wordt gestreefd naar een energie neutrale ontwikkeling.
In de toelichting op het bestemmingsplan is aangegeven:
De huidige maatlat is opgesteld door de Stichting Milieukeur en spitst zich toe op bouwkundige maatregelen. Bedrijven die voldoen aan deze maatlat hebben fiscaal voordeel, waarmee bedrijven worden gestimuleerd om zich te verduurzamen. Dit maatlatprincipe kan op een objectieve wijze worden toegepast. Het toepassen van dit instrumentarium vormt een belangrijk onderdeel van het streven van de gemeente om verbetering van het woon- en leefklimaat te bereiken, mede door middel van de verduurzaming van de intensieve veehouderij. De provincie bereidt momenteel de Brabantse Zorgvuldigheidscore Veehouderij voor. Dit instrument is echter nog onvoldoende uitgewerkt om in dit bestemmingsplan al bij te kunnen aansluiten.
Uit de toelichting op het bestemmingsplan volgt dat de gemeenteraad destijds, vooruitlopend op de BZV, gebruik heeft gemaakt van de ‘Maatlat Duurzame Veehouderij’.
Volgens appellanten zijn de voorwaarden niet houdbaar. De Maatlat ziet namelijk op eisen waaraan nieuwe stallen moeten voldoen. Daarnaast zijn appellanten van mening dat de wetgever in sectorale wetgeving zoals de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren al heeft voorzien in een exclusief toetsingskader voor diverse milieuaspecten. Het is dus volgens de appellanten niet mogelijk dat de raad in het bestemmingsplan, in aanvulling op de wet- en regelgeving, verdergaande eisen kan stellen. Ter onderbouwing hebben appellanten verwezen naar de situatie dat de uitbreiding wel voldoet aan de sectorale wetgeving maar niet aan de Maatlat. Het gevolg daarvan zou kunnen zijn dat uitbreiding geen doorgang zou kunnen vinden. Verder stellen appellanten dat niet de raad maar de Staatssecretaris van Economische Zaken bevoegd is om regels te stellen over het dierenwelzijn.
Tot slot stellen appellanten dat in de Maatlat een aantal niet ruimtelijk relevante voorwaarden zijn opgenomen en dat de ontwikkelaar van de Maatlat eigen definities hanteert van begrippen die in de planregels terugkomen. Dit leidt volgens appellante tot onduidelijkheid. Te meer nu de Provincie Noord-Brabant een eigen beoordelingskader heeft opgesteld waardoor de kans bestaat dat de Maatlat hiermee conflicteert.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State gaat mee met het standpunt van appellanten. Volgens de Afdeling stellen appellanten terecht dat de voorwaarden die in de Maatlat worden gesteld ook betrekking hebben op aspecten die niet ruimtelijk relevant zijn, zoals, bij wijze van voorbeeld, de voorwaarden ten aanzien van het energieverbruik en de omgevingsgerichtheid. Daarnaast bestaat de Maatlat volgens de Afdeling uit een zeer groot aantal, zeer gedetailleerde voorwaarden waaraan stallen moeten voldoen. De Maatlat leent zich daarom niet voor de door de raad gekozen wijzigingsvoorwaarde. Gelet op het voorgaande is artikel 10 (lid 10.6.11 onder j) van de planregels in strijd met een goede ruimtelijke ordening.
En nu?
De Afdeling bestuursrechtspraak is vrij duidelijk in deze uitspraak. Het is niet toegestaan om niet ruimtelijk relevante voorwaarden op te nemen in de wijzigingsbevoegdheid. Daarnaast is het niet toegestaan om een groot aantal, zeer gedetailleerde voorwaarden waaraan stallen moeten voldoen, op te nemen in de planregels.
De vraag is nu of deze uitspraak ook gevolgen heeft voor andere duurzaamheidsscores die door andere overheden worden toegepast. Toen de Brabantse zorgvuldigheidsscore Veehouderij (BZV) bekend werd gemaakt, werd vanuit diverse hoeken betoogd dat de BZV geen stand kon houden omdat daarin een aantal niet-ruimtelijke componenten opgenomen waren. De vraag is dus of de Afdeling bestuursrechtspraak (een aantal voorwaarden uit) de BZV van tafel veegt indien deze aan de orde worden gesteld.
Een ander voorbeeld is het Groninger Verdienmodel. Het Groninger Verdienmodel bestaat uit 9 maatlatten waarop punten behaald moeten worden en 7 randvoorwaarden waaraan een ondernemer moet voldoen. De maatlatten gaan over de 9 thema’s: ammoniak, dierenwelzijn, diergezondheid, energie, natuur en landschap, omgevingsgerichtheid, kringlopen, grondgebondenheid en kennisontwikkeling. Indien het gemiddelde rapportcijfer over 9 thema’s minimaal een 7,5 is, komt de ondernemer in aanmerking voor een uitbreiding van het bouwblok van boven 2 hectare.
In het verdienmodel kun je onder andere punten krijgen voor een abonnement op vakbladen, deelname aan een studiegroep of een webcam in de stal. Deze voorwaarden hebben niets te maken met de ruimtelijke ordening. Het is dan ook de vraag of het Groninger Verdienmodel, indien dit model ter discussie wordt gesteld in een bestuursrechtelijke procedure, de toets der kritiek kan doorstaan. Indien de Afdeling bestuursrechtspraak met dezelfde gedachte het model beoordeelt als de Maatlat Duurzame Veehouderij van de gemeente Reusel-De Mierde, ziet het ernaar uit dat ook dat model van tafel wordt geveegd.
Dit is in feite ook logisch omdat een bestemmingsplan bedoeld is om ruimtelijk relevante zaken te regelen. De wijze waarop een stal moet worden gebouwd of een lidmaatschap van een studieclub hebben daarmee niets van doen.
Voor meer informatie over dit onderwerp kunt u terecht bij Ruud Verkoijen, advocaat Overheid en Omgeving. U kunt hem bereiken via r.verkoijen@gca.nl of 0493-352070.