Om schuldeisers te beschermen is het volgens wet- en regelgeving omtrent faillissementen verboden voor de schuldenaar om voorafgaand aan het faillissement onverplichte rechtshandelingen te verrichten, waarvan de schuldenaar zou moeten weten dat deze benadeling van andere schuldeisers tot gevolg hebben. Indien dit het geval is, kan de desbetreffende rechtshandeling worden vernietigd door de curator. De essentie van deze regelgeving is dat de schuldeisers van een bijna failliete partij een eerlijke en rechtvaardige vergoeding krijgen uit de uiteindelijke boedel.
Zware bewijslast voor de curator
De vernietiging van de verdachte rechtshandeling kent een zware bewijslast voor de curator. Door hem moet namelijk bewezen worden dat door de onverplichte rechtshandeling andere schuldeisers zijn benadeeld, en dat de schuldenaar dit gevolg had (kunnen) voorzien. Om de curator een handje te helpen, zijn er echter een aantal bewijsvermoedens in de wet opgenomen. Hierdoor worden bepaalde rechtshandelingen van de schuldenaar, die verricht zijn binnen één jaar voorafgaand aan het faillissement, als verdacht beschouwd. Bij deze verdachte rechtshandelingen, moet de processuele wederpartij van de curator aantonen dat hij niet had (kunnen) voorzien dat andere schuldeisers door zijn handelen werden benadeeld, de bewijslast wordt dus in feite omgedraaid.
Hoge Raad biedt helpende hand aan ondernemingen in moeilijke tijden
Onder de verdachte rechtshandelingen van de schuldenaar, vallen onder andere rechtshandelingen ter zekerheidsstelling (hypotheek-, pandrecht) voor een niet opeisbare schuld, binnen de termijn van één jaar voorafgaand aan het faillissement. Indien deze tekst letterlijk wordt gelezen, zou men kunnen concluderen dat een onderneming moeilijk zekerheden kan verschaffen bij het aangaan van een nieuwe geldlening, indien dit binnen één jaar voorafgaand aan het faillissement is. Als de kredietverkrijger namelijk alsnog binnen één jaar failliet gaat, kan de curator deze rechtshandeling relatief eenvoudig vernietigen, waardoor de zekerheden van de kredietverstrekker komen te vervallen en zijn verhaal op terugbetaling van de lening aanzienlijk in gevaar komt.
Om ondernemingen die in zwaar weer verkeren, en kredietverstrekkers die hen nog een laatste mogelijkheid willen bieden te helpen, heeft de Hoge Raad onlangs geoordeeld (Uitspraak Hoge Raad 29 november 2013 (Roeffen q.q./Jaya), nr. 12/01124) dat een nieuwe geldlening waarbij zekerheden worden verstrekt niet als verdacht kan worden aangemerkt. De zware bewijslast blijft dus rusten op de curator, die zal moeten aantonen dat de lening (inclusief hypotheekrecht) moet worden vernietigd omdat de schuldenaar had (kunnen) voorzien dat deze benadeling van andere schuldeisers tot gevolg heeft. Hiermee is het dus voor ondernemingen die op rand van faillissement verkeren, mogelijk nog een laatste kapitaalinjectie te krijgen, waarbij de kredietverstrekker een redelijke mate van zekerheid heeft op terugbetaling van zijn risicovolle investering.
Voor meer informatie kun je contact opnemen met Maud Saes via m.saes@gca.nl of 0493-331486