Op 29 mei 2015 deed de Raad van State uitspraak in een zaak van ons kantoor over de bouw van een bedrijfswoning bij een wijngaard in Someren.
In dit geval ging het om een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen voor de realisatie van een bedrijfswoning. De buurman, eigenaar van een naastgelegen agrarisch bedrijf, kon zich hiermee niet verenigen en stelde zich op het standpunt dat de vergunninghouder een wijngaard had bedacht om de bouwvergunning overeind te houden. Hoewel onze cliënt zijn plannen met een onderzoek van een erkende wijnbouwspecialist in Nederland, een prognoserapport van de accountant en een positief AAB-Advies had onderbouwd, bleef de buurman zich verzetten tegen de plannen.
Zowel in bezwaar, beroep als in hoger beroep stelde de buurman een voorlopige voorziening in. Waar de eerste twee voorlopige voorzieningen nog werden toegewezen veegde de Raad van State het beroepschrift alsmede de voorlopige voorziening in de uitspraak van 29 mei 2015 van tafel.
Bij de beoordeling van een bouwplan dient volgens de Raad van State niet alleen gekeken te worden of het bouwwerk past in de bestemming maar dient ook beoordeeld te worden of het bouwwerk met het oog op een zodanig gebruik zal worden gebouwd. In dit geval had de buurman zich telkens op het standpunt gesteld dat onze cliënt de bedrijfswoning niet ging gebruiken als bedrijfswoning maar als burgerwoning.
De Afdeling overwoog verder dat het bestemmingsplan duidelijk was. Er moest sprake zijn van een agrarisch bedrijf. Op grond van het bestemmingsplan werd onder een agrarisch bedrijf verstaan een bedrijf met een omvang van 10 Nederlandse grootte eenheden (Nge) dat gericht is op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of fokken, houden, africhten of veredelen van dieren waaronder begrepen de productiegerichte paardenhouderij. Volgens de begripsbepaling werd verder onder een grondgebonden agrarisch bedrijf verstaan een agrarisch bedrijf waarvan de productie geheel of in overwegend afhankelijk is van het voortbrengend vermogen van de bij het bedrijf behorende open grond.
De wijngaard voldeed volgens de Raad van State aan deze begripsbepaling. Daarnaast overwoog de Raad van State dat het bestemmingsplan enkel een omvangseis stelde. Kortom: indien het bedrijf voldeed aan de omvangseis van 10 Nge, was in de zin van het bestemmingsplan sprake van een agrarisch bedrijf. Het bedrijf van vergunninghouder voldeed aan deze voorwaarden aangezien de wijngaard met een grondareaal van 1,9 ha. resulteert in een omvang van 19,4 Nge.
Tot slot is de Raad van State ook van oordeel dat de bedrijfswoning gebruikt zal worden als onderdeel van het agrarisch bedrijf. Daartoe overweegt de Raad van State dat de vergunninghouder diverse onderzoeken heeft laten opstellen, een opleiding volgt, de grond heeft voorbereid door eerder al lupine te zaaien en op zeer korte termijn de wijnstokken worden geleverd. Gelet op deze omstandigheden heeft het college van burgemeester en wethouders voldoende aannemelijk kunnen achten dat een agrarisch bedrijf tot stand zal komen.
Voor zover de buurman zich op het standpunt heeft gesteld dat het niet noodzakelijk is om te wonen bij een wijngaard overweegt de Afdeling dat deze grond geen stand kan houden aangezien het bestemmingsplan een bedrijfswoning ter plaatse toestaat.
Over enige tijd kan er dus wijn uit Someren worden gedronken!
Heeft u vragen over dit onderwerp of over omgevingsvergunning en bestemmingsplannen in het algemeen, neemt u dan contact op met Niels Crooijmans, advocaat Overheid en Omgeving via 04 92 78 0193 of via n.crooijmans@gca.nl.