In 2015 was het ‘kindgebonden budget’ een veelbesproken onderwerp als het ging om de vaststelling van kinderalimentatie. Er bestond in dat jaar veel onduidelijkheid over de wijze waarop met het kindgebonden budget (inclusief de alleenstaande ouderkop) rekening moest worden gehouden. In oktober 2015 heeft de Hoge Raad geoordeeld dat het kindgebonden budget niet wordt meegenomen bij de vaststelling van de behoefte van een kind. Wel wordt dit budget meegenomen bij het inkomen (en dus in de draagkracht) van de ouder die het ontvangt.
Dit oordeel heeft tot nieuwe vragen geleid in die situaties waarin naast kinderalimentatie ook partneralimentatie moet worden vastgesteld. Want moet dit kindgebonden budget ook worden gezien als inkomen bij het vaststellen van partneralimentatie (gevolg: een hoger inkomen van de alimentatiegerechtigde, dus een lagere behoefte aan partneralimentatie). De rechtbanken in het land oordeelden het afgelopen jaar daarover uiteenlopend. Dit is op 22 februari 2017 aanleiding geweest voor het Gerechtshof Den Haag (vindplaats: ECLI:NL:GHDHA:2017:412) om de Hoge Raad opnieuw te benaderen met de vraag om zich over deze kwestie uit te spreken. Naar verwachting zal er over enkele maanden meer duidelijkheid zijn over deze kwestie.