In de maand december vloeit de drank rijkelijk. Dat heeft blijkbaar zijn weerslag op de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. Niet dat de uitspraken zijn ingegeven door het innemen van veel alcoholische dranken maar onlangs schreven we ook al over een uitspraak die betrekking had op het aan huis bezorgen van alcoholische dranken. Tegenwoordig bevindt zich in veel supermarkten een slijterij. In een groot deel van deze slijterijen zal niet continue een leidinggevende aanwezig zijn. Is dit in strijd met de Drank- en Horecawet?
Uitspraak
Bovenstaande vraag heeft de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State op 28 december 2016 in drie verschillende uitspraken bevestigend beantwoord.
Is er een ledinggevende aanwezig in de slijterij?
SlijtersUnie (een brancheorganisatie voor zelfstandige slijters) heeft de burgemeesters van Sint-Oedenrode, Someren en Schijndel verzocht om maatregelen te nemen tegen drie slijterijen in supermarkten in hun gemeenten. Volgens SlijtersUnie is er in deze slijterijen niet permanent een leidinggevende aanwezig, terwijl de Drank- en Horecawet dit wel verplicht. Ook stelt zij dat het niet voldoende is dat een leidinggevende elders in het gebouw, dus niet in de slijterij zelf, aanwezig is. De burgemeesters wezen de verzoeken van SlijtersUnie af, omdat naar hun mening de supermarkt en de slijterij samen de ‘inrichting’ vormen. Daarbij zijn er geen overtredingen begaan, omdat in elk geval één van de leidinggevende aanwezig was in de supermarkt. De rechtbank oordeelde in 2015 in alle drie de uitspraken dat de Drank- en Horecawet wél is overtreden. Tegen die uitspraken hebben de burgemeesters, de supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel hoger beroep ingesteld.
‘Inrichting’
De Drank- en Horecawet stelt dat in een ‘inrichting’ tijdens openingstijden een leidinggevende aanwezig moet zijn. De burgemeesters, de supermarkten en het CBL stellen dat het voldoende is als een leidinggevende in de supermarkt aanwezig is en deze niet permanent in de slijterij zelf aanwezig hoeft te zijn. Zij gaan er dus vanuit dat de supermarkt deel uitmaakt van de ‘inrichting’. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State is het daar niet mee eens. Uit de Drank- en Horecawet volgt immers dat een inrichting niet bestaat uit het gehele pand, waarin zowel de supermarkt als de slijterij is gevestigd. Een inrichting bestaat slechts uit de daarin gevestigde besloten ruimten waarin het slijtersbedrijf wordt uitgeoefend. Deze ruimten dienen verband te houden met de slijterij, doordat deze direct in de buurt van de slijterij liggen én direct zicht bieden op de slijterij. Een kantoor en een voorraadruimte kunnen dus wél deel uitmaken van de ‘inrichting’ oftewel de slijterij.
Gelijk met een zelfstandige slijterij
Het gevolg van deze uitspraken is dat een leidinggevende permanent aanwezig dient te zijn in de slijterij in een supermarkt of in de ruimten die daarbij horen. Hiermee wordt aan een slijterij in een supermarkt dezelfde verplichting opgelegd als aan een zelfstandige slijterij. Veel supermarkten zullen maatregelen moeten gaan treffen om aan deze verplichting te kunnen voldoen.