Bij het ‘Gat van Zierikzee’ zijn in de jaren ’60 van de vorige eeuw duizenden tonnen munitie in de zee gedumpt die in Nederland was overgebleven na de Tweede Wereldoorlog. De munitie ligt op de zeebodem voor de haven van Zierikzee. Deze locatie is een Natura 2000-gebied (de Oosterschelde).
De coöperatie Mobilisation for the Environment U.A. en de vereniging Leefmilieu (hierna: Mob en Leefmilieu), hebben beroep ingesteld bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Deze milieuorganisaties willen dat al de gedumpte munitie wordt opgeruimd. Zij hebben aan de Raad van State gevraagd of het is toegestaan om de munitie op de zeebodem opgeslagen te houden zonder een daartoe strekkende Natuurbeschermingswet-vergunning. De milieuorganisaties stellen dat er geen sprake is van ‘bestaand gebruik’ en daarom een vergunning vereist is. Daarnaast is volgens deze organisaties geen of onvoldoende onderzoek gedaan naar de mogelijk negatieve effecten van de munitiedump op vogel- en habitatsoorten in het Natura 2000-gebied de Oosterschelde.
De Raad van State geeft in haar uitspraak van 8 juli 2015 (zaaknummer 201409056/1/R2) aan dat na de laatste munitiedump omstreeks 1967 geen handelingen meer zijn verricht met betrekking tot het uitbreiden en/of beheren van de daar opgeslagen munitie. Uit een onderzoeksrapport is gebleken dat de munitie niet op een vastomlijnde opslaglocatie aanwezig is, maar verspreid ligt binnen een gebied van ongeveer 98 hectare op 50 meter diepte, zodat de munitiedump om die reden niet kan worden aangemerkt als een ‘in stand gehouden opslagplaats’. Dat er op verschillende momenten onderzoek is verricht naar de gevolgen die de aanwezige munitie kan hebben voor het natuurlijk leefmilieu in de Oosterschelde, betekent niet dat deze onderzoekshandelingen kunnen worden gekwalificeerd als beheersactiviteiten of andere activiteiten om de munitiedump in stand te houden.
De Raad van State heeft voorts aangegeven dat geen sprake is van activiteiten die momenteel (nog) worden uitgevoerd. Het dumpen van de munitie betreft een activiteit, die na de Tweede Wereldoorlog meerdere malen is verricht, maar is geëindigd rond 1967. Sindsdien is sprake van een feitelijke toestand, die niet meer gewijzigd is. Naar het oordeel van de Raad van State kan deze situatie daarom niet worden aangemerkt als het ‘realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling’. Nu de vergunningplicht als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet betrekking heeft op het realiseren van een project of het verrichten van een andere handeling, en hiervan in deze zaak geen sprake is, is het handhavingsverzoek van de milieuorganisaties om alle gedumpte munitie op te ruimen, terecht afgewezen. De huidige feitelijke toestand is niet in strijd met artikel 19d Natuurbeschermingswet, zodat geen vergunning nodig is om de munitie op de zeebodem opgeslagen te houden.
Meer weten hierover? Neem dan contact op met Niels Crooijmans, advocaat Overheid + Omgeving, via 06-55506541 of n.crooijmans@gca.nl.