De Hoge Raad heeft op 3 maart 2015 (ECLI:NL:HR:2015:434) bepaald, dat strafvervolging naast een alcoholslot niet mogelijk is. De Raad van State heeft op 4 maart 2015 (201400944/1) bepaald, dat helemaal geen alcoholslotprogramma’s meer opgelegd mogen worden.
Zoals ik op 24 september 2014 al schreef, na het arrest van het Gerechtshof Den Haag waarin het Openbaar Ministerie (OM) niet-ontvankelijk was verklaard in de strafvervolging van rijden onder invloed nadat het CBR reeds een alcoholslotprogramma had opgelegd, was het de vraag of het OM zich hierbij zou neerleggen. Dat bleek niet het geval, aangezien cassatie(beroep) werd ingesteld tegen het genoemde arrest van het Hof. Het OM en de Hoge Raad hebben voorrang gegeven aan deze kwestie, waardoor hierop spoedig is beslist.
Deelname aan het alcoholslotprogramma wordt opgelegd aan een bestuurder van een auto, die bij een controle een te hoog alcoholgehalte in zijn adem of bloed heeft. Die bestuurder moet in dat geval op eigen kosten (€ 4000 à € 5000) een alcoholslot in hun auto laten bouwen en een nieuw rijbewijs (met speciale code) aanvragen. De bestuurder mag ten minste twee jaar alleen een auto met alcoholslot besturen, met tussentijdse onderzoeken van de blaasresultaten op kosten van de bestuurder.
Het alcoholslotprogramma is een bestuurlijke maatregel die wordt opgelegd door het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR). Een rechter komt hier niet aan te pas. De Hoge Raad vindt het opleggen van deze bestuurlijke maatregel echter zoveel lijken op de situatie dat de bestuurder door een bestuursrechter is bestraft, dat iemand die moet deelnemen aan het alcoholslotprogramma niet ook nog strafrechtelijk kan worden vervolgd. Dat moet worden gezien als een dubbele bestraffing, terwijl iemand in Nederland niet tweemaal voor hetzelfde feit mag worden vervolgd en bestraft. Tot datzelfde oordeel was het Hof Den Haag op 22 september 2014 al gekomen.
Door het arrest van de Hoge Raad zal het OM niet-ontvankelijk worden verklaard in de vervolging van iemand aan wie al eerder een alcoholslotprogramma is opgelegd. Dat zal steeds minder voorkomen, omdat het CBR geen nieuwe alcoholslotprogramma’s meer kan opleggen na de uitspraak van de Raad van State van 4 maart 2015. Door deze uitspraak is de wettelijke grondslag voor het alcoholslot weggevallen.
Het CBR was gehouden een alcoholslotprogramma op te leggen als aan de voorwaarden van de regeling wordt voldaan. Zonder dat het CBR daarbij rekening kon houden met de persoonlijke omstandigheden van de bestuurder. De regeling gaf het CBR ook geen ruimte om een individuele afweging te maken wanneer het alcoholslotprogramma in een concreet geval ingrijpende gevolgen had. Het verplicht opleggen van een alcoholslotprogramma leidde in de praktijk tot ongelijkheid en willekeur, omdat het voor de ene persoon veel ernstiger gevolgen had dan voor de ander. Om die redenen vindt de Raad van State de regeling waarin het alcoholslotprogramma is opgenomen, onverbindend.
Volgens de Raad van State heeft de minister van Infrastructuur en Milieu bij het opstellen van de regeling de mogelijk ingrijpende gevolgen van de oplegging van het alcoholslotprogramma, die zich in de praktijk regelmatig voordoen, niet afdoende afgewogen. Opvallend is dat de Raad van State in alle eerdere uitspraken niet tot dit oordeel is gekomen. Door het toenemend aantal alcoholslot-zaken die in de loop der tijd aan de Raad van State is voorgelegd, is de Raad van State naar eigen zeggen van gedachten veranderd. Ik denk echter dat deze ‘wending’ vooral is ingegeven door alle stof die het genoemde (strafrechtelijke) arrest van het Hof Den Haag heeft doen opwaaien.
De Raad van State onderschrijft het grote belang van een regeling die bijdraagt aan het terugdringen van het aantal verkeersslachtoffers door alcohol in het verkeer. De wetgever of de minister moet met een deugdelijke regeling komen onder welke voorwaarden een maatregel zoals het alcoholslot aanvaardbaar is. Bijvoorbeeld een meer gedifferentieerde regeling of verlaging van de kosten van het alcoholslotprogramma. Daarbij moet eveneens rekening worden gehouden met de situatie dat de bestuursrechtelijke en de strafrechtelijke vervolging van rijden onder invloed samenlopen.
Met deze uitspraak van de Raad van State worden eerder gedane uitspraken in alcoholslot-zaken niet teruggedraaid. Het CBR is derhalve niet verplicht om alle onherroepelijke alcoholslotprogramma’s opnieuw te bekijken. De tijd zal uitwijzen of het CBR dat uit eigener beweging toch zal doen. Ook een strafrechtelijke veroordeling voor rijden onder invloed van iemand die eerder een alcoholslot opgelegd gekregen heeft, blijft door het arrest van de Hoge Raad in stand. Een rechterlijke uitspraak waarin de rechter blijk geeft van een gewijzigde rechtsopvatting, is namelijk geen grond voor herziening.
Wanneer u wordt vervolgd voor rijden onder invloed of als u meer informatie wilt hebben over deze zaken, kunt u contact opnemen met advocaat Patrick Grijpstra via p.grijpstra@gca.nl of telefonisch 0492-780193.