Het begrip “bebouwde kom” heeft meerdere gezichten. Dat maakt het een lastig begrip. Het kan verschillende betekenissen hebben, afhankelijk van de situatie waarin het begrip gebruikt wordt.
Het bekendst is wellicht de verkeerskundige bebouwde kom. Die begint en houdt op bij het welbekende rechthoekige blauwe bord:
Een hele andere invulling van het begrip is de planologische bebouwde kom. Anders gezegd: de bebouwde kom die voor de mogelijkheden in ruimtelijke zin, dat wil zeggen bouwen en gebruik, van een perceel van belang is. Dit is ook een lastig begrip. Twee recente uitspraken van de hoogste bestuursrechter, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State brengen daar wat verduidelijking in.
Bepalen van de bebouwde kom
Allereerst zou het voor de hand liggen als de bebouwde kom zoals hier bedoeld, op eenvoudige wijze kon worden bepaald aan de hand van het bestemmingsplan. In de meeste gemeenten is er een bestemmingsplan Buitengebied voor het landelijk gebied buiten de kernen en één of meer komplannen juist voor de dorps- of stadskern(en). Als een perceel in het bestemmingsplan Buitengebied valt, zou je zeggen dat het buiten de bebouwde kom valt. En andersom: als een perceel binnen de grenzen van een komplan valt, zou je kunnen concluderen dat het binnen de bebouwde kom valt. Deze vuistregel leidt alleen helaas niet altijd tot de juiste uitkomst.
In een recente uitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:2081) heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State als uitgangspunt genomen dat de feitelijke situatie bepalend is voor de vraag of een perceel in de bebouwde kom ligt of niet. De Afdeling geeft vervolgens enkele duidelijke criteria om dit te bepalen. Er moet sprake zijn van een concentratie van bebouwing en het gebied moet door die bebouwing overwegend een woon- of verblijffunctie hebben. Uitdrukkelijk merkt de Afdeling daarbij op dat de plaats van het verkeersbord (dat hierboven) hierbij niet van belang is.
Hoe beoordeelt de rechter de feitelijke situatie
Dat de rechtspraak goed mee kan in de moderne tijd bewijst ook de passage in deze uitspraak waaruit blijkt dat de Afdeling het goed vond dat de rechtbank op basis van kaarten en foto’s, maar ook Google maps en Streetview -heel feitelijk- heeft bepaald dat het betreffende buurtschap niet in de bebouwde kom lag. Het lag tussen kassen en de polder en er was te weinig bebouwing, die bovendien niet overwegend een woon- of verblijfsfunctie had, om van bebouwde kom te spreken. Hieruit blijkt wel dat deze vraag, ook voor een rechter, niet zomaar eenvoudig te beantwoorden is.
Zoals ik hiervoor aangaf, is de vraag of sprake is van bebouwde kom of niet van belang om de mogelijkheden van een perceel te bepalen. Pas als duidelijk is of sprake is van bebouwde kom of niet, kan eigenlijk pas goed beoordeeld worden, welke mogelijkheden een perceel heeft.
Hoe worden de mogelijkheden voor een perceel bepaald
Om het lastig te maken zijn er vanuit dat opzicht twee verschillende beoordelingskaders. De mogelijkheden die het bestemmingsplan toestaat én de mogelijkheden van vergunningsvrij bouwen. Deze laatste staan namelijk niet in het bestemmingsplan maar in bijlage II bij het Bor (Besluit omgevingsrecht). En deze mogelijkheden kunnen flink van elkaar afwijken, zo bleek maar weer eens in een zaak die heeft geleid tot een nog recentere recente uitspraak (ECLI:NL:RVS:2020:2274) van de Raad van State.
Daarin ging het om een buurman die een afdak had gebouwd dat aan de zijkant was dichtgemaakt en onderdeel uitmaakte van erfafscheiding met de buren. Deze buren stelden dat de schutting hierdoor hoger was geworden dan toegestaan. Volgens de rechter was dat niet zo omdat de zijwand als onderdeel van het afdak moest worden gezien. Verder werd volgens de buren de maximale oppervlakte voor bijgebouwen uit het bestemmingsplan overschreden door het afdak. Er stonden nog twee bijgebouwen in deze tuin en met het afdak samen betrof dat een oppervlakte van 68,01 m2. Het bestemmingsplan stond echter maximaal 40 m2 aan bijgebouwen toe. Volgens de buren moest er daarom handhavend worden opgetreden. Daar ging de rechter ook niet in mee.
Volgens de rechter hoefde in dit geval niet naar het bestemmingsplan te worden gekeken omdat de bouwwerken op grond van wat in bijlage II bij het Bor is bepaald, vergunningvrij gebouwd konden worden. Het Bor stond in dit geval een oppervlakte van 68,6 m2 toe en daar werd (net) onder gebleven. In dat geval mag er vergunningvrij afgeweken worden van het bestemmingsplan. Er was dus geen vergunning nodig, geen strijd met het bestemmingsplan en dus viel er niets te handhaven. De buren kregen geen gelijk.
Zo blijkt maar weer dat op het eerste gezicht eenvoudig lijkende vragen zoals ‘waar ligt de bebouwde kom?’ en ‘hoeveel mag ik aan bijgebouwen op mijn perceel bouwen?’ best lastig te beantwoorden kunnen zijn. Mocht je twijfelen wat de mogelijkheden zijn in je eigen situatie, neem dan gerust eens contact met ons op. Wij kunnen hierbij helpen!