Op dit moment heb ik drie dossiers in behandeling die gaan over windturbineprojecten. In al die drie dossiers sta ik een groot aantal omwonenden bij die niet blij zijn met de komst van deze turbines.
Als het gaat over dit soort zaken krijg ik vaak te horen dat het toch geen zin heeft om daar tegenin te gaan en dat we als Nederland wel moeten zorgen voor het aanwenden van alternatieve energiebronnen. Zijn die opmerkingen terecht? Daar wil ik het in dit artikel even over hebben.
Wat mij opvalt in de discussie over de windturbineprojecten, is dat er niet wordt geluisterd naar de bewoners in het gebied. De windturbines bereiken tegenwoordig een hoogte van rond de 210 meter en zorgen voor veel geluid en slagschaduw. Het is dan ook niet zo vreemd dat mensen die in de buurt wonen hun mening kenbaar maken.
Bij dit soort plannen valt op dat deze plannen eigenlijk al klaar zijn voordat er overleg wordt gevoerd met de omgeving. Dit is vreemd, omdat men juist bij dit soort grootschalige projecten geen tegenwerking wil en draagvlak wil creëren. Dat kan alleen als je vooraf mensen laat inspreken en niet een bepaald plan oplegt zonder enige serieuze vorm van inspraak. In de zaken die ik in behandeling heb, zie je dat de plannen ‘p(l)anklaar’ in procedure worden gebracht. Er worden informatieavonden gehouden, maar het is hierbij niet mogelijk om de plannen te wijzigen. Dan vinden de initiatiefnemers het vreemd dat er weerstand ontstaat en procedures worden gevoerd.
De partijen die ik bijsta zijn niet tegen windenergieprojecten, maar de vraag die de initiatiefnemers zich moeten stellen is welk project het meest kansrijk is en in welke vorm. Daar schort het telkens aan. Uiteraard kan er niet eeuwig worden gepraat en moeten er knopen worden doorgehakt, maar dat hoeft niet te betekenen dat een plan niet aangepast kan worden.
Zo sta ik zo’n 44 omwonenden van de geplande negen windturbines in Venlo bij. In die zaak zijn vier turbines gepland in het Tradeport-gebied en vijf liggen er in de directe nabijheid van Blerick en het dorp Boekend. De provincie heeft voorkeursgebieden aangewezen. Je zou zeggen, de term “voorkeursgebied” geeft aan dat die gebieden de voorkeur hebben. Zo is het grondgebied van Horst aan de Maas en Venray vrijwel geheel als voorkeursgebied aangewezen. Van de negen turbines staan er vier wel en vijf niet in het voorkeursgebied. Met een beetje gezond boerenverstand zou je dan concluderen dat je die vijf turbines buiten het voorkeursgebied niet toestaat, simpelweg omdat ze buiten het voorkeursgebied liggen en er nog genoeg voorkeursgebieden zijn die niet benut worden. Maar nee, ondanks de ligging buiten het voorkeursgebied, wordt het plan toch door de provincie vastgesteld. Dan moet men, zowel de provincie als de initiatiefnemers, niet raar staan te kijken als bewoners nabij de turbines, die buiten het voorkeursgebied liggen, in opstand komen.
Hetzelfde geldt voor het project Egchelse Heide. Daar sta ik vier belanghebbenden bij die met name tegen één van de vijf geprojecteerde turbines zijn. Voordat het plan in procedure is gebracht, hebben de initiatiefnemers aan de gemeente gevraagd of ze in kunnen stemmen met hun initiatief voor het plaatsen van vierturbines. Daar heeft de gemeente vervolgens medewerking aan toegezegd en vervolgens komt er een aanvraag voor vijf turbines waarbij de vijfde turbines niet in de lijn met de andere vier turbines staat terwijl de voorwaarde van de gemeente was dat er een duidelijke symmetrie moest zijn. Ook dan vraag je je af, wat bezielt een initiatiefnemer om een plan in te dienen voor vijf turbines terwijl medewerking is toegezegd aan vier turbines en men weet dat de vijfde turbine juist veel weerstand oproept.
Ik kan er in ieder geval niet tegen dat initiatiefnemers dan met een verhaal aankomen over energietransitie en het niet halen van klimaatdoelstellingen. Als men vanaf het begin meteen rekening had gehouden met de belangen van de omwonenden, waren deze plannen al lang gerealiseerd maar blijkbaar moet er altijd meer worden gevraagd dan eigenlijk kan. Een veelgehoord argument daarbij is dat minder turbines niet rendabel zouden zijn. Dat argument gaat niet op, omdat in Weert drie turbines worden geplaats en die worden heus niet geplaatst als het niet rendabel zou zijn.
Kortom, het voeren van procedures tegen windenergieprojecten is zeker niet kansloos als het bestuursorgaan zich niet aan zijn eigen beleid en regelgeving houdt. Het zou beter zijn als de initiatiefnemers en de bestuursorganen aan het begin van zo’n traject open zouden staan voor de mening van de betrokkenen. Dat zorgt er voor dat er minder weerstand komt en dat de belanghebbenden ook daadwerkelijk iets in te brengen hebben. Nu is het vaak een show die wordt opgevoerd zonder dat de inspraak op informatieavonden enige zin heeft.
Vragen?
Heb jij vragen naar aanleiding van dit artikel? Neem contact op met Ruud Verkoijen.
Telefoon: 06 – 21 83 74 43,
Mail: r.verkoijen@gca.nl