Veel zaken over vergunningen in het kader van de Natuurbeschermingswet gaan over agrarische bedrijven. In het verleden was er ook alleen maar aandacht voor deze bedrijfstak als het gaat om de bescherming van natuurgebieden. Die tijd is achterhaald en momenteel zien we regelmatig uitspraken over Nb-vergunningen die betrekking hebben op wegverbredingen, wegaanleg of aanleg van bedrijventerreinen.
Op 24 december 2014 (ABRvS 201309655/1) is er een interessante uitspraak gedaan over een verleende Nb-vergunning door de provincie Gelderland vanwege de aanleg van een bedrijventerrein en de aanleg van een rondweg in en vlakbij een Natura 2000-gebied.
Om de vergunning te kunnen verlenen, werd gebruik gemaakt van de ammoniakdepositie van agrarische bedrijven. Door de Afdeling is bepaald dat het wegnemen van de negatieve gevolgen van de activiteiten (het bedrijventerrein en de weg) mogelijk is door het salderen met ammoniak van veehouderijen. Het moet dan wel duidelijk zijn dat deze ammoniak niet eerder is gebruikt bij vergunningverlening voor agrarische bedrijven.
Dit was in dit geval niet duidelijk. Gelderland heeft een depositiebank die gebaseerd is op de Stikstofverordening maar beschikt ook over een zogenaamde ‘niet geregelde depositiebank’. Dat is een depositiebank waarin depositie werd gestopt die niet kon worden ondergebracht in de reguliere depositiebank. Het gaat dan om deposities die onder de drempelwaarde van 0,5% van de kritische depositiewaarde liggen. Er was bij deze niet geregelde depositiebank niet duidelijk of de depositie niet al eens eerder was ingezet. De depositie van een ander agrarisch bedrijf kon wel nog worden ingezet voor saldering ten behoeve van deze projecten omdat dat bedrijf nog in werking was en de milieuvergunning nog niet was ingetrokken.
Vervolgens ging men echter de fout in met de saldering. Het bedrijf beschikte over een milieuvergunning uit 1983 (destijds nog Hinderwet) voor 1107,3 kg ammoniak per jaar. Daar was ook bij de saldering rekening mee gehouden. Echter, in 2001 was een milieuvergunning verleend voor 1487 kg ammoniak per jaar waarbij was bepaald dat dit binnen vijf jaar moest worden teruggebracht naar 866,8 kg ammoniak per jaar. Vaste jurisprudentie is dat moet worden uitgegaan van de minste emissie. Men kwam dus zo’n 240 kg te kort.
Ook voor wat betreft de berekening van de toe- en afname van depositie, kan het besluit de toets der kritiek niet doorstaan. Per habitatype en per locatie in het gebied, was aangegeven of er sprake is van een toe- of afname van depositie. Vervolgens zijn de toe- en afnames met elkaar verrekenend en is geconcludeerd dat er geen negatieve effecten zijn. Dit wordt door de Raad van State als niet juist beoordeeld omdat de gevolgen per habitattype, per locatie van voorkomen van het habitattype in kaart gebracht te worden. Een verrekening van de toe- en afnames van stikstofdeposities over de totale oppervlakte van een habitattype in het Natura 2000 gebied, geeft onvoldoende inzichten om een oordeel over het duurzaam behoud van dat habitattype in het licht van de instandhoudingsdoelstellingen te kunnen geven.
Tot slot geeft de Raad van State nog aan dat het gebruiken van de depositie van een agrarisch bedrijf in het plangebied van het project, niet mogelijk is omdat het bedrijf toch moet verdwijnen om het project uit te kunnen voeren. Alle rechtstreeks met het project samenhangende gevolgen moeten bij de vergunningaanvraag betrokken worden. Het op de plaats van de veehouderij realiseren van het bedrijventerrein en het daarmee komen te vervallen van de ammoniakdepositie, is een rechtstreeks gevolg en dat betekent dat je de depositie niet mag meetellen.
Voor meer informatie over dit onderwerp, kunt u contact opnemen met Ruud Verkoijen, advocaat Overheid + Omgeving via telefoonnummer 0493-331474 of via r.verkoijen@gca.nl.