Sinds de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) hebben we in Nederland te maken met omgevingsvergunningen voor activiteiten zoals milieu (‘milieuvergunning’). Op het moment dat een gemeente of provincie een vergunning verleend, is het mogelijk dat derden daartegen bezwaar maken en later beroep instellen. De wetgever heeft de groep die deze rechtsmiddelen kan instellen, beperkt. Om hiervan gebruik te kunnen maken, is het vereist dat je wordt aangemerkt als belanghebbende. In de uitspraak van 16 maart 2016 heeft de Raad van State beslist over het belanghebbende-begrip, met als gevolg dat het in ‘milieu-zaken’ lastiger wordt om als belanghebbende aangemerkt te worden.
Wat gold er voorheen?
Bij omgevingsvergunningen voor de activiteit bouwen was en is vereist dat diegene die zich tegen de vergunning verzet een concreet en persoonlijk belang heeft. Dit wordt ingevuld met het afstand- en/of zichtcriterium. Kortom: heb je zicht op het bouwwerk dan word je in de praktijk snel aangemerkt als belanghebbende. Heb je geen zicht op het bouwwerk dan kan je nog steeds als belanghebbende worden aangemerkt indien er sprake is van een korte afstand.
Voor besluiten in het kader van de ruimtelijke ordening wordt naast het afstandscriterium gekeken naar de ruimtelijke uitstraling van een bouwplan of bestemmingsplan. Van belang voor de ruimtelijke uitstraling zijn de aard en omvang van de activiteit. Zo oordeelde de Raad van State in geval van een bouwplan voor 74 zomerwoningen, dat iemand woonachtig op een afstand van 1.100 meter vanaf het bouwperceel, als belanghebbende moest worden aangemerkt, gelet op het omliggende open landschap en de ruimtelijke uitstraling van het plan.
Voor omgevingsvergunningen voor de activiteit milieu werd naast het afstandscriterium beoordeeld of de appellant milieugevolgen van de inrichting kon ondervinden. In de uitspraak van de Raad van State over het nieuw gemengd bedrijf in Grubbenvorst werd een afstand van 1 kilometer aangehouden.
De uitspraak: strikte norm
In de uitspraak van 16 maart 2016 overweegt de Raad van State dat aannemelijk moet zijn dat ter plaatse van de woning of het perceel van de appellant gevolgen van enige betekenis kunnen worden ondervonden. In deze zaak woonde de appellant op ongeveer 5 kilometer van attractiepark Walibi en klaagde hij over de (muziek)evenementen die ter plaatse mogelijk werden gemaakt. Volgens de Raad van State was niet voldoende aannemelijk gemaakt dat appellant, naar objectieve maatstaven gemeten, als gevolg van de verleende vergunning (geluids)hinder van enige betekenis ondervond. Zijn beroep werd dan ook niet-ontvankelijk verklaard.
Conclusie
De Raad van State hanteert vanaf nu een striktere lijn op het gebied van het belanghebbende-begrip bij een omgevingsvergunning voor de activiteit milieu. Het verkleinen van de kring van belanghebbenden past in de trend die eerder in het bestuursrecht is ingezet: het voorkomen van een overbelasting van de bestuursrechter. Personen die voorheen nog als belanghebbende bij het aanvechten van een ‘milieuvergunning’ werden beschouwd, moeten zich nu tot de civiele rechter (als ‘restrechter’) wenden.
Mocht u willen weten of u als belanghebbende wordt aangemerkt, neemt u dan contact op met Niels Crooijmans, advocaat Milieu + Omgeving, per telefoon: 06-55506541 of via e-mail: n.crooijmans@gca.nl.