In het buitengebied krijg je vaak te maken met de regelingen rondom de Wet geurhinder en veehouderij. In de wet zijn verschillende geurnormen vastgelegd waaraan veehouderijen moeten voldoen. Bij bouwplannen voor burgerwoningen, moeten gemeenten altijd rekening houden met deze geurnormen. De laatste jaren echter is de rechtspraak hieromtrent in ontwikkeling. Hoe zit dit precies?
De rechtspraak rondom de geurhinder veroorzaakt door een veehouderij is de laatste jaren in ontwikkeling. De Raad van State heeft hierover op 6 januari 2010 nog een belangrijke uitspraak gedaan. Maar hoe zit het nu precies met de maximale toegestane geurhinder op een woning?
In het verleden heeft de Raad van State aangegeven, dat bij een bouwplan voor een burgerwoning in de directe omgeving van een veehouderij, altijd rekening moest worden gehouden met de wettelijke geurnormen. Wanneer de geurhinder boven de norm was, dan was er geen sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de burger. Het bouwplan mocht dan niet doorgaan.
In een uitspraak van 7 oktober 2009 heeft de Raad van State een andere koers gevolgd. Wanneer een veehouderij de geurnormen zou overschrijden, betekende dit nog niet automatisch dat geen sprake zou zijn van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Met andere woorden; de gemeente heeft voortaan de bevoegdheid om af te wegen of er wel of niet sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.
In de meest recente uitspraak van de Raad van State is besloten dat de gemeente niet alleen moet bepalen of er het woon- en leefklimaat op de plaats van het bouwplan aanvaardbaar is, ook moet de gemeente inzichtelijk maken in hoeverre een aanvaardbaar woon- en leefklimaat kan worden gerealiseerd. De gemeente is dus verplicht voorafgaand aan een besluit een onderzoek uit te laten voeren. Ook wanneer bepaalde geurnomen zijn vastgesteld, moet een gemeente inzichtelijk maken dat deze toegestane milieubelasting in overeenstemming is met een goede ruimtelijke ordening. Aan de hand van deze onderzoeken zal de Raad van State beoordelen of de gemeente het besluit voldoende heeft gemotiveerd.
Bij een bouwplan voor een burgerwoning nabij een veehouderij moet dus aan de hand van de geldende geurnormen worden gekeken naar de aanwezigheid van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De gemeente moet daarbij de geurhinder voor iedere situatie afzonderlijk bezien en met gegevens onderbouwen waarom aan een goede ruimtelijke ordening is voldaan.
Voor meer informatie over geurnormen en over de Wet milieubeheer kun je terecht bij Irene van Geel, vakgroepleider Bestuursrecht. Je kunt haar bereiken via i.van.geel@gca.nl of 0493-352070.