De Wet geurhinder en veehouderij stelt regels ter voorkoming van geurhinder. Veehouderijen moeten voldoen aan de geurnormen zoals die in deze wet zijn opgenomen. Binnen bandbreedtes kan een gemeente de normen aanscherpen of versoepelen. De wet heeft ook consequenties voor de ontwikkeling van nieuwe ruimtelijke projecten, zoals bouwplannen voor burgerwoningen. Dit wordt de omgekeerde werking genoemd.
Bij gemeentelijke besluitvorming over ruimtelijke projecten waarbij geurgevoelige objecten (woningen) in de buurt van een veehouderij worden gepland moet worden nagegaan of: (1) voor het geurgevoelig object een aanvaardbaar woon- en leefklimaat zal bestaan en (2) of de inbreng van nieuwe functies geen belemmeringen oproept voor de agrarische bedrijvigheid. Het laatste jaar is de rechtspraak over het aanvaardbaar woon- en leefklimaat flink in ontwikkeling. Hoe zit dit precies?
Uitspraak Raad van State
De vaste jurisprudentie van de Raad van State hield in dat uit een oogpunt van een goede ruimtelijke ordening binnen een hindercirkel geen geurgevoelige objecten mochten worden toegelaten. Uit meer recente rechtspraak volgt dat de Raad van State de geurcontour niet langer meer als keiharde grens ziet. De geurcontouren geven de individuele geurbelasting aan van de betreffende veehouderijen. In de uitspraak van de Raad van State van 7 oktober 2009 is overwogen dat als de geurnorm wordt overschreden, dit niet automatisch betekent dat ter plaatse geen sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. De lijn in de rechtspraak werd, dat het niet langer bepalend was of de geldende geurnorm wordt overschreden, maar of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat voor de bewoners van de nieuwe woningen kan worden gerealiseerd.
Aanvaardbaar woon- en leefklimaat
De Raad van State trekt die lijn nog scherper door. In de zaak, die leidde tot de uitspraak van de Raad van State van 13 april 2011, werd door de gemeente gesteld dat kopers van woningen een bewuste keuze maken om dichtbij een veehouderij te gaan wonen. Zij weten dus wat zij van hun leefomgeving kunnen verwachten. In dat licht werd het toekomstig woon- en leefklimaat door de gemeente aanvaardbaar geacht. Deze redenering accepteerde de Raad van State. Gelet op deze uitspraak is er voor een woning nabij een veehouderij al snel sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat. Het is immers steeds de ‘bewuste keuze’ van een koper of bouwer om dichtbij een veehouderij te gaan wonen. Hierdoor ontstaat overigens wel een vreemde situatie. De veehouder moet aan de geurnormen voldoen. Omgekeerd geldt diezelfde norm niet voor nieuwe woningen vlak bij een veehouderij.
Voor meer informatie over geurnormen en over de Wet milieubeheer kun je terecht bij Peter Goumans, advocaat Overheid en Omgeving. Je kunt hem bereiken via p.goumans@gca.nl of op 0492 – 780193.