In een recente uitspraak van de Rechtbank Oost-Brabant vorderde een werknemer, die op oproepbasis werkzaam was voor zijn werkgever, loon over de periode dat hij ziek was. Werknemer is op 18 juli 2018 als beveiliger op oproepbasis in dienst getreden bij werkgever. De arbeidsovereenkomst was tweemaal verlengd, laatstelijk tot en met 10 juli 2020. Werkgever betwiste dat werknemer een loonvordering op haar had, omdat zij volgens haar slechts gehouden was tot doorbetaling van het loon gedurende ziekte, indien deze zich voordeed in een oproepperiode en dat was niet het geval. Lees hieronder het oordeel van de kantonrechter.
Werknemer doet beroep op rechtsvermoeden
Werknemer baseerde zijn vordering tot betaling van loon op artikel 7:629 lid 1 BW. Daarin is bepaald dat de werknemer, indien hij de bedongen arbeid niet heeft verricht omdat hij in verband met ongeschiktheid ten gevolge van ziekte, zwangerschap of bevalling daartoe verhinderd was, recht heeft op loon. Werknemer deed een beroep op het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW. In dat artikel staat beschreven dat indien een arbeidsovereenkomst ten minste drie maanden heeft geduurd, de bedongen arbeid in enige maand vermoed een omvang te hebben gelijk aan de gemiddelde omvang van de arbeid per maand in de drie voorafgaande maanden.
Werknemer stelde dat de gemiddelde arbeidsomvang 79 uur per vier weken bedroeg. Werkgever voerde daartegen aan dat zij slechts gehouden was tot betaling van loon, indien de ziekte zich voordeed in een oproepperiode en dat was volgens de werkgever niet het geval.
Beroep op rechtsvermoeden is terecht
Volgens de kantonrechter stond vast dat partijen een arbeidsovereenkomst sloten, waarin zij geen vaste arbeidsomvang overeenkwamen. In beginsel betekent dit, dat werknemer geen recht had om opgeroepen te worden, tenzij een structuur in de oproepen was ontstaan en/of de feitelijke omvang van de arbeid zich structureel op een hoger niveau bevond. De kantonrechter stelde vast dat daar in dit geval sprake van was.
Werkgever stelde het rechtsvermoeden te hebben weerlegd omdat werknemer volgens haar slechts voor één enkele dienst werd opgeroepen en het hem vrij stond om een oproep te weigeren. Dit betoog faalt volgens de kantonrechter. Weerlegging van het rechtsvermoeden kan plaatsvinden indien het werken van meer uren dan is overeengekomen niet structureel van aard is. Werkgever heeft in de procedure echter niet betwist dat het aantal door werknemer gewerkte uren in periode 7 tot en met 13 gemiddeld 79 uur per vier weken bedroeg. Werknemer maakte dus voldoende aannemelijk dat zijn inzet structureel was en hij niet slechts incidenteel werd opgeroepen. De kantonrechter gaf daarbij nog aan dat ook als wel sprake zou zijn van een fluctuerende inzet, dit niet zonder meer het rechtsvermoeden van artikel 7:610b BW weerlegt.
Loonvordering toegewezen
Werkgever heeft niet betwist dat werknemer ziek was. Op grond van artikel 7:629 lid 1 BW is werkgever verplicht het loon tijdens ziekte door te betalen overeenkomstig de toepasselijke cao.
Heeft u vragen over dit onderwerp? Of heeft u een andere arbeidsrechtelijke vraag? Neem dan contact op met één van onze specialisten van team Arbeid.