Het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBB) heeft op 15 juli 2016 in een mestboetezaak geoordeeld dat appellante, gelet op de specifieke omstandigheden van het geval, door de opgelegde boete onevenredig is getroffen. Om die reden matigt het CBB de vanwege het overtreden van artikel 7 van de Meststoffenwet opgelegde mestboete met 50%.
Het wettelijk kader
Onder verwijzing naar de Memorie van Toelichting bij het wetsvoorstel tot wijziging van de Meststoffenwet (Kamerstukken II, 2004/05, 29930, nr. 3, p. 125 en 126), aangaande de invoering van de gebruiksnormen, heeft het CBB afgeleid dat de wetgever bij het bepalen van de boetenorm twee elementen heeft gecombineerd, te weten het economische voordeel dat met de overtreding is behaald en het bestraffen van de overtreding.
Het CBB overweegt dat de wetgever het boetetarief voor het element van het economisch voordeel in belangrijke mate heeft gebaseerd op de kosten voor mestafzet (op langere afstand). Het idee is dat de meeste veehouderijbedrijven (een deel van) de door hun dieren geproduceerde mest zullen moeten afvoeren om aan de gebruiksnormen te voldoen. Tot deze groep van bedrijven behoort appellante niet. Uit de ‘berekening meststoffen’ bij de beslissing op bezwaar blijkt namelijk dat de gebruiksnormen door appellante niet zijn overschreden door de eigen mestproductie, maar het gevolg zijn van de op het bedrijf aangevoerde meststoffen. Zij heeft bij het overschrijden van de gebruiksnorm dus geen transportkosten voor het afvoeren van de eigen mest uitgespaard.
De onjuiste standpunten van de Staatssecretaris
Het CBB oordeelt dat het standpunt van de Staatssecretaris van Economische Zaken (de RVO) – dat de wetgever bewust geen onderscheid heeft gemaakt tussen mestproducenten of leveranciers enerzijds en afnemers van mest anderzijds en dat het verschil tussen de aan deze ‘groepen van bedrijven’ op te leggen boetetarieven (om die reden) irrelevant zou zijn – berust op een verkeerde interpretatie van de toepasselijke rechtspraak.
Nu de situatie die zich bij appellante heeft voorgedaan niet door de wetgever is voorzien, is voor deze overtreding geen specifiek (wettelijk) boetetarief bepaald. De Staatssecretaris kan dus niet volhouden dat het geringe economische voordeel dat appellante heeft genoten met de aanvoer van meststoffen op haar bedrijf, een omstandigheid is die de wetgever bij het bepalen van de hoogte van de verschillende boetetarieven in zijn evenredigheidsafweging reeds heeft verdisconteerd.
De relevante overwegingen van het CBB
Het CBB heeft vastgesteld dat het economische voordeel dat appellante vanwege de aanvoer van meststoffen op haar bedrijf heeft genoten, in totaal € 5.250,97 bedroeg. Het bestraffende element in de aan haar opgelegde boete van € 51.106,50 behelst daarmee een veelvoud van het behaalde economisch voordeel (het economisch voordeel betreft ongeveer 10% van de boete, de overige 90% het bestraffende element).
Hierbij neemt het CBB voorts in aanmerking dat de overtreding eenvoudig vast te stellen was (het heeft de NVWA c.q. de RVO weinig tijd en moeite gekost om dit achterhalen); appellante heeft direct toegegeven dat zij verantwoordelijk was voor de op haar land aangebrachte mest van buitenaf, met de overschrijding van de gebruiksnormen tot gevolg; appellante heeft steeds openheid van zaken gegeven, oftewel van het heimelijk ontduiken c.q. het verhullen van het overtreden van de Meststoffenwetgeving is geen sprake geweest; en appellante niet eerder is beboet voor een dergelijk vergrijp.
Gelet op deze omstandigheden is het CBB van oordeel dat appellante door de opgelegde boete onevenredig is getroffen. Het CBB ziet daarom aanleiding de boete met 50% te matigen tot een bedrag van € 25.553,25, hetgeen uit een oogpunt van speciale en generale preventie passend te achten is.
Welke les kan worden getrokken uit deze uitspraak?
Indien en voor zover de voor u geldende gebruiksnormen niet zijn overschreden door de op het bedrijf zelf geproduceerde mest – maar de overschrijding van de gebruiksnormen is te wijten aan de op het bedrijf aangevoerde meststoffen – de overtreding direct is bekend, medewerking is verleend aan het onderzoek en u niet eerder bent beboet vanwege het overschrijden van de gebruiksnorm, kunt u zich beroepen op deze uitspraak. In dat geval zou de aan u opgelegde mestboete aanzienlijk naar beneden bijgesteld dienen te worden.
Heeft u vragen hierover of is aan u een mestboete opgelegd? Neem dan contact op met één van onze advocaten, die gespecialiseerd zijn in mestboete-zaken, via 0493-331474 of per e-mail:
Ruud Verkoijen | r.verkoijen@gca.nl;
Patrick Grijpstra | p.grijpstra@gca.nl;
Niels Crooijmans | n.crooijmans@gca.nl.