Bij de aanvraag van een omgevingsvergunning voor de bouw van een bouwwerk, wordt de aanvraag getoetst aan het voor het gebied geldende bestemmingsplan. Het bevoegd gezag onderzoekt of de vergunningaanvraag past binnen het geldende bestemmingsplan. Daarbij wordt bijvoorbeeld gekeken of de hoogte van het bouwwerk in overeenstemming is met de maximale hoogte van bouwwerken volgens het bestemmingsplan. Is dat het geval, dan kan de vergunning (tenzij er sprake is van een andere weigeringsgrond) worden verleend. Voldoet de aanvraag niet, dan zal het bevoegd gezag de vergunning weigeren. In het geval dat de vergunning wordt geweigerd, dient het bevoegd gezag te motiveren waarom de vergunning is geweigerd.