Onlangs heeft het Hof Arnhem-Leeuwarden uitspraak gedaan in een zaak waarbij twee ex-partners een geschil hadden ten aanzien van de partneralimentatie. Meneer stelde zich op het standpunt dat de verplichting om partneralimentatie te betalen zou zijn geëindigd omdat mevrouw samenwoonde met een ander “als waren zij gehuwd”. De wet bepaalt dat in dat geval de partneralimentatie eindigt. De vrouw stelde dat geen sprake was van samenwonen omdat zij en haar vriend ieder een eigen huis bewoonden. Er was sprake van een latrelatie.
De uitspraak van het Hof geeft antwoord op de vraag of sprake kan zijn van samenleven met een ander, zonder feitelijk samen te wonen in één huis.
Vijf criteria
Het is aan de partner die de alimentatie betaalt, om te bewijzen dat de ander inmiddels samenleeft met een ander. Dit blijkt echter niet eenvoudig, omdat de vijf criteria waaraan voldaan moet worden, streng en vaak moeilijk te bewijzen zijn.
Volgens de wet en de rechtspraak is sprake van samenleven “als waren zij gehuwd”, indien tussen de vrouw en haar partner sprake is van een affectieve relatie (1) van duurzame aard die meebrengt dat zij (2) elkaar wederzijds verzorgen (3), met elkaar samenwonen (4) en een gemeenschappelijke huishouding voeren (5).
Vanwege de verstrekkende gevolgen (direct en definitief einde van de partneralimentatie) kiezen veel alimentatiegerechtigden voor een latrelatie waarbij niet wordt samengewoond. Het Hof Arnhem-Leeuwarden heeft een maand geleden echter geoordeeld dat een latrelatie onder omstandigheden toch kan worden aangemerkt als samenwonen. Hoe zit dat?
Samenwonen
In de procedure ontstond een discussie over het einde van de partneralimentatie: meneer stelde dat mevrouw samenwoonde, mevrouw stelde dat ‘slechts’ sprake was van een latrelatie omdat zij en haar partner ieder een eigen woning hadden.
Het Hof is van mening dat, ondanks dat ieder een eigen huis heeft, toch sprake is van samenwoning van de vrouw in kwestie met haar nieuwe partner. Het Hof geeft daarvoor een aantal redenen: beiden verbleven in elkaars woning als de ander niet aanwezig was. Ze konden daarbij zélf elkaars woning binnenkomen én hadden bij beide woningen hun fiets staan. Beiden hielpen elkaar voortdurend met klussen, tuinieren, onderhoud en huishoudelijke activiteiten van beide woningen. Ook brachten ze feestdagen en vakanties met elkaar door.
Daarnaast wist de ex-partner van de vrouw in kwestie, onder andere door het inschakelen van een recherchebureau, te bewijzen dat de vrouw en haar nieuwe partner minimaal 59% van de tijd samen doorbrachten in één van hun woningen. Deze feiten brengen met zich mee dat er volgens het Hof toch sprake is van samenwoning.
Wederzijdse verzorging en gezamenlijke huishouding
Dat er sprake is van samenwoning is volgens de wet (op zichzelf) niet genoeg. Er zijn immers in totaal 5 criteria. Het Hof heeft ook de overige 4 criteria beoordeeld en geconstateerd dat daaraan eveneens is voldaan. Zo was er sprake van wederzijdse verzorging omdat degene die ziek was werd verzorgd door de ander. Ook hadden de vrouw en haar nieuwe partner een verdeling gemaakt voor de kosten van boodschappen. Bij de ene woning betaalde een van hen de boodschappen en andersom bij de andere woning. Op deze manier werden de kosten van de huishouding verdeeld.
Conclusie
Gelet op het bovenstaande komt het Hof vervolgens tot de conclusie dat aan alle voorwaarden voor samenleven “als waren zij gehuwd” is voldaan. De vrouw is niet met (voldoende) tegenbewijs gekomen, waardoor de verplichting tot het verschaffen van partneralimentatie eindigt.
Kortom, onder omstandigheden is het mogelijk dat ook bij een latrelatie sprake kan zijn van samenwonen als waren zij gehuwd waardoor de partneralimentatie eindigt. Een latrelatie biedt dus geen absolute zekerheid meer voor het behouden van de partneralimentatie.
Meer weten?
Heb je vragen over dit onderwerp? Collega Imke Gerrits staat je graag te woord.