Het waterschap heeft de zorgplicht om ingelanden te beschermen tegen wateroverlast. Deze verplichting vloeit voort uit artikel 2.1 van de Waterwet. Hoe deze (inspannings)verplichting moet worden ingevuld volgt uit de rechtspraak. Eerder hebben wij een artikel geschreven over de zorgplicht van het waterschap. In dat artikel hebben wij ook kritiek geuit op de invulling van de zorgplicht. In dat kader is het vonnis van de rechtbank Zeeland-West-Brabant interessant.
Korte inleiding casus
De grondeigenaar stelde dat het waterschap onrechtmatig had gehandeld. Hij stelde dat hij op enig moment constateerde dat het water in de sloot naast zijn land erg hoog stond en dat op dat moment het waterschap extra water vanuit een andere sloot in die sloot pompte waardoor de sloot overliep en het water op het land liep. Hoewel hij het waterschap meerdere malen had verzocht om te stoppen, is het waterschap niet gestopt.
De rechtbank
Het waterschap stelde zich bij de kantonrechter op het standpunt dat de schade van de grondeigenaar het waterschap niet kon worden aangerekend omdat de grondeigenaar zelf had gekozen om op het laag gelegen perceel aardappels te telen. De rechtbank ging daar echter niet in mee en tikte het waterschap op de vingers. De rechtbank overwoog:
[eiser] mag op zijn perceel planten wat hij wil. [eiser] mag er daarbij op vertrouwen dat het waterschap vanwege haar zorgplicht voor het waterpeil in de Hooglandpolder er alles aan zal doen om te voorkomen dat [nummer] onder water komt te staan. Het mag niet aan [eiser] worden toegerekend dat hij destijds een laag gelegen perceel heeft gekocht. Dat spreekt te meer, nu in dit geding naar voren is gekomen dat het waterschap de huidige lage ligging van [nummer] in de Hooglandpolder zelf heeft bewerkstelligd. Dertig jaren voor de aankoop van het perceel door [eiser] , in 1969, heeft het waterschap de onderliggende kleilaag van het perceel afgegraven ten behoeve van de versterking van de nabijgelegen zeewering.
Verder stelde het waterschap dat de toetsing van de zorgplicht door de rechter terughoudend moet worden beoordeeld omdat het waterschap immers beleidsvrijheid heeft. De kantonrechter ging daar ook niet in mee:
Het waterschap heeft de wettelijke taak om te zorgen voor het watersysteem. Deze zorg omvat blijkens art. 2.1. lid 1 onder a van de Waterwet (voor zover hier van belang) het voorkomen van overstromingen en wateroverlast. Dit is niet bedoeld als een garantie voor de ingelanden; het waterschap heeft jegens hen een inspanningsverplichting. Het waterschap meent dat zij hierin een beleidsvrijheid heeft. Voor zover het waterschap daarbij meent dat haar handelen in deze zaak door de burgerlijke rechter slechts marginaal getoetst zou mogen worden, is die mening onjuist. In dit kader heeft [eiser] terecht gewezen op het arrest van de Hoge Raad d.d. 9 november 2001 NJ 2002, 446. Omdat aan het waterschap (onder meer) is opgedragen om overstromingen en wateroverlast te voorkomen, heeft zij slechts om die reden enige vrijheid van handelen. Maar tegelijk dient het waterschap haar taak effectief uit te voeren en daarbij het belang van alle ingelanden bij “droge voeten” maximaal in acht te nemen. Het is daarom aan het waterschap om zich te disculperen, wanneer zij er – zoals in dit geval – niet in slaagt om de overstroming van een perceel te voorkomen. Dit wordt volledig getoetst met in achtneming van alle omstandigheden die van belang zijn.
Het waterschap heeft dus weliswaar de vrijheid om bepaalde handelingen uit te voeren maar die vrijheid gaat niet zo ver dat het handelen niet volledig getoetst kan worden door de rechter. Ook overweegt de kantonrechter met betrekking tot het beroep op overmacht op dat het waterschap zich op overmacht zou kunnen beroepen in geval van een noodsituatie. Die vlieger gaat echter niet op wanneer de noodsituatie voor haar rekening en risico komt. Dat zou het geval kunnen zijn wanneer het waterschap tekort was geschoten in haar zorg voor het waterbeheer en het tevens voorzienbaar was dat na een hevige regenval, het noodzakelijk zou worden om een bepaalde maatregel te treffen. Kortom: had het waterschap dus iets kunnen doen dan kan een beroep op overmacht om die reden niet zomaar slagen.
Vervolgens worden in het vonnis de te nemen maatregelen besproken waardoor, volgens de grondeigenaar, geen dan wel minder wateoverlast was ontstaan. Aangezien de kantonrechter geen specifieke kennis heeft op het gebied van hydrologie is de beslissing aangehouden in afwachting van het advies van de rechtbankdeskundige. Wij kijken uit naar het eindvonnis in de procedure.
De aansprakelijkheid van het waterschap is een complexe zaak. Mocht u vragen hebben over dit onderwerp, neem dan gerust contact op met de specialisten van Goorts + Coppens. U kunt contact opnemen met Niels Crooijmans (06 55506541 of n.crooijmans@gca.nl) of Guido Goorts ( 0653912105 of g.goorts@gca.nl).