Door verschillende rechtbanken worden zaken over mestboetes behandeld. Dat levert een gevarieerd beeld op als het gaat om de beoordeling van de beroepsgronden. Zo ook als het gaat om de vraag of er sprake is van een ‘bedrijf’ in de zin van de Meststoffenwet als er hobbymatig dieren worden gehouden en dierlijke mest is uitgereden op het grasland waar de dieren staan. Het College van Beroep voor het Bedrijfsleven (CBB) heeft in hoger beroep op 25 april 2016 uitspraak http://uitspraken.rechtspraak.nl/inziendocument?id=ECLI:NL:CBB:2016:116&keyword=%222016%3a116%22 gedaan, waarbij is bepaald dat bij hobbymatig houden van dieren geen sprake is van een ‘veehouderij’. Daarom was er geen sprake van ‘landbouw’ in de zin van de Meststoffenwet en waren de percelen bijgevolg ook niet aan te merken als ‘landbouwgrond’. Kortom, van een ‘bedrijf’ was geen sprake. Nu alleen bedrijven artikel 7 van de Meststoffenwet (Msw) kunnen overtreden, besliste het CBB dat hier geen overtreding was begaan.
De zaak
Een particulier, keukeninstallateur van beroep, had aan een loonwerker opdracht gegeven om wat drijfmest over zijn weiland uit te rijden. Het perceel was 0,68 hectare groot en daarop stonden twee Shetland pony’s. Volgens de Staatssecretaris was sprake van het bedrijfsmatig houden van dieren en was in strijd met de Msw gehandeld. De gebruiksnormen waren overtreden.
Uitspraak rechtbank Overijssel vs. uitspraak rechtbank Gelderland
De rechtbank Overijssel had in deze zaak al bepaald dat er geen sprake was van het bedrijfsmatig houden van dieren en dat om die reden de Meststoffenwet niet overtreden kon worden. In een vergelijkbare zaak had de rechtbank Gelderland op 10 september 2015 (ECLI:NL:RBGEL:2015:5951) beslist dat ook het hobbymatig houden van paarden als een ‘veehouderij’ aan te merken is en dat op het betreffende perceel sprake was van ‘landbouw’, zodat de Msw wel van toepassing was. De rechtbank Gelderland gaf dus een ruime uitleg aan het begrip ‘bedrijf’. Met de uitspraak van het CBB, de hoogste gerechtelijke instantie op dit punt, is nu duidelijk dat de uitleg die de rechtbank Overijssel aan het begrip ‘bedrijf’ heeft gegeven de enige juiste is.
Overwegingen CBB
Vanwege het beperkt aantal dieren en het feit dat het gras alleen werd gebruikt voor het voeren van de eigen dieren, was volgens het CBB geen sprake was van een bedrijf oftewel het bedrijfsmatig houden van dieren. Nu deze particulier werd verweten artikel 7 Msw te hebben overtreden, welk artikel een verbod inhoudt om in een kalenderjaar op een bedrijf meststoffen op of in de bodem te brengen, was het voor hem onmogelijk om die overtreding te begaan. Afhankelijk van de concrete omstandigheden van het geval zal bepaald moeten worden of sprake is van hobbymatig gebruik van de grond of dat de landbouwgrond bedrijfsmatig wordt gebruikt. Nu de Meststoffenwet in het eerste geval niet overtreden kan worden, vreesde de Staatssecretaris dat particulieren dierlijke meststoffen ‘straffeloos’ konden inzetten. Die vrees is ongegrond volgens het CBB, omdat particulieren gebonden zijn aan artikel 2, tweede lid, aanhef en onder b, van het Besluit gebruik dierlijke meststoffen.
Heeft u vragen hierover? Neem dan contact op met één van onze advocaten, die gespecialiseerd zijn in mestboete-zaken, via 0493-331474 of per e-mail:
Ruud Verkoijen | r.verkoijen@gca.nl;
Patrick Grijpstra | p.grijpstra@gca.nl;
Niels Crooijmans | n.crooijmans@gca.nl.