Nadat mr. Grijpstra eind 2013 in drie economische strafzaken had aangevoerd, dat het Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk moest worden verklaard vanwege dubbele vervolging, omdat de varkenshouders die terechtstonden eerder in een bestuursrechtelijk traject al een korting op de Europese GLB-subsidies opgelegd hadden gekregen voor exact dezelfde feiten, oordeelde de rechtbank Oost-Brabant (bij vonnis van 19 december 2013, ECLI:NL:RBOBR:2013:7409) dat de strafrechtelijke vervolging van de varkenshouders in strijd was met het bepaalde in artikel 50 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie, reden waarom het OM niet-ontvankelijk werd verklaard in de vervolging.
Hierna zijn ook andere advocaten dit verweer gaan voeren, en met succes, want het Gerechtshof Arnhem-Leeuwaren heeft (bij arrest van 25 november 2015, ECLI:NL:GHARL:2015:8975) in een vergelijkbare zaak geoordeeld, dat strafvervolging na een korting op de GLB-subsidies vanwege hetzelfde feitencomplex, een inbreuk vormt op het beginsel dat iemand niet tweemaal kan worden vervolgd en bestraft voor hetzelfde feit, zoals neergelegd in artikel 50 van het Handvest. Het hof heeft het OM daarom niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging.
Volgens het Hof bestaat een sterke gelijkenis tussen de strafrechtelijke vervolging en de procedure die leidt tot oplegging van een subsidiekorting door de Staatssecretaris. Die gelijkenis blijkt uit de ‘vergelijkingsfactoren’ die in de rechtspraak van de Hoge Raad zijn ontwikkeld ten behoeve van de beoordeling van de vraag of sprake is van ‘hetzelfde feit’. Het Hof overwoog, dat de aan betrokkene verweten gedraging in het bestuurlijke traject identiek is aan het ten laste gelegde feit in de strafzaak, alsmede dat de beschermde rechtsgoederen in hoge mate overeenkomen, zo niet identiek zijn. Ten slotte overwoog het Hof dat het opleggen van een subsidiekorting te vergelijken is met de geldboete die wij kennen in het economisch strafrecht. Beide sancties leiden tot een wezenlijke betalingsverplichting voor de betrokkene.
Wat betreft de aard en ernst van de opgelegde sanctie heeft het Hof uitdrukkelijk verwezen naar de motivering van de Staatssecretaris bij oplegging van de randvoorwaardenkorting. Hierbij waren omstandigheden aangevoerd die hadden geleid tot een hogere korting, bijvoorbeeld dat met opzet was gehandeld. Volgens het Hof had de korting daarmee een verdergaande strekking gekregen dan louter het beëindigen van de overtreding of het herstel van de gebrekkige toestand. Bestuurlijke sancties, zoals de last onder dwangsom of de last onder bestuursdwang, zijn puur gericht op herstel.
Doordat de strekking van de subsidiekorting verder reikt dan herstel, is deze bestuurlijke sanctie tenminste deels punitief, want gericht op het toebrengen van enig leed of nadeel aan de betrokkene. Door een hogere korting op te leggen vanwege strafverzwarende omstandigheden, is de subsidiekorting daarmee ook gericht op het bestraffen van de begane overtreding. Het toebrengen van leed of nadeel is juist kenmerkend voor de strafrechtelijke sanctie. Hierdoor doet zich volgens het Hof een uitzonderlijke – van andere gevallen waarin een bestuurlijk en een strafrechtelijk traject samenlopen, afwijkende – situatie voor, die op gespannen voet staat met het voornoemde beginsel dat iemand niet twee maal kan worden vervolgd en bestraft voor hetzelfde feit.
Het OM had een beroep gedaan op het Bonda-arrest van het Hof van Justitie van de EU. Het Hof overwoog daarover dat de vergelijking met de zaak Bonda op meerdere punten verschilt van de onderhavige zaak. In de zaak Bonda was bij de opgelegde subsidiekorting geen rekening gehouden met opzet of andere stafverzwarende omstandigheden. Voorts werd aan de heer Bonda in de gelijknamige zaak GLB-subsidies ontzegd voor de jaren volgend op het jaar waarin de overtredingen waren vastgesteld. In de onderhavige zaak werd de betrokkene niet gekort op toekomstige subsidies, maar over de Europese subsidies van datzelfde jaar (2011).
Nu het OM in cassatie is gegaan tegen het arrest van het Hof Arnhem-Leeuwarden, is deze nog niet onherroepelijk. Het is dus afwachten of deze uitspraak stand houdt. Eind januari 2016 wordt het hoger beroep in de drie voornoemde economische strafzaken hervat, zodat in de tussentijd zal blijken of het Gerechtshof ’s-Hertogenbosch tot dezelfde conclusie komt als het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden wat betreft de dubbele vervolging. Mocht dat zo zijn, geven de gerechtshoven hoe dan ook een duidelijk signaal af aan de Hoge Raad.
Indien u met een bestuurlijke subsidiekorting en/of strafrechtelijke vervolging vanwege het overtreden van randvoorwaarden te maken heeft, of vragen heeft over dit onderwerp, neem dan contact op met Patrick Grijpstra, advocaat Milieu + Omgeving, via telefoonnummer: 0492-780193 of per e-mail:p.grijpstra@gca.nl.