Op grond van een Europese richtlijn is het niet toegestaan om een werknemer na het uitlenen bij een opdrachtgever te belemmeren in dienst te treden bij de opdrachtgever. Neem je toch een bepaling hierover op in de overeenkomst met de werknemer of in de algemene voorwaarden, dan is die bepaling nietig (en bestaat dus in wezen niet). Maar hoe zit dit bij afspraken met de opdrachtgever? Daar is onlangs door een kantonrechter een uitspraak over gedaan.
Het betrof de volgende situatie:
Een onderneming in arbeidsbemiddeling heeft in haar algemene voorwaarden opgenomen dat een schadevergoeding verschuldigd is als de opdrachtgever binnen een termijn van 52 weken na de aanvang van de opdracht een arbeidsverhouding rechtstreeks of via derden met de betrokken arbeidskracht aangaat.
Een opdrachtgever heeft 2 uitzendkrachten van onderneming A in dienst, maar besluit na ontvangst van de eerste factuur dat de tarieven te hoog zijn. De opdrachtgever zegt de samenwerking met onderneming A op en leent dezelfde uitzendkrachten via een andere bemiddelaar in.
Kern van het geschil was de vraag of de opdrachtgever wegens het inlenen van de twee uitzendkrachten via een ander uitzendbureau een vergoeding aan onderneming A verschuldigd is. De opdrachtgever beroept zich op de eerder genoemde Europese richtlijn en geeft aan dat de uitzendkrachten belemmerd worden in hun recht op vrije arbeidskeuze.
De kantonrechter oordeelt als volgt. De Waadi (die gebaseerd is op de genoemde Europese richtlijn) bepaalt weliswaar dat er geen belemmeringen in de weg mogen worden gelegd voor de totstandkoming van een arbeidsovereenkomst na afloop van de terbeschikkingstelling, dezelfde wet bepaalt echter ook dat elk beding in strijd met het eerste lid nietig is, maar dat dit niet geldt voor zover er – kort gezegd – een vergoeding wegens verleende diensten in verband met de terbeschikkingstelling, werving of opleiding is bedongen. Dit laatste is nu juist hier het geval.
De reden van de beëindiging van de samenwerking komt voor rekening en risico van de opdrachtgever. De opdrachtgever had bij de beëindiging van de samenwerking er immers ook voor kunnen kiezen om tevens afscheid te nemen van de twee uitzendkrachten, zodat onderneming A hen kon behouden voor het uitlenen aan een andere opdrachtgever. Nu zij dit niet heeft gedaan, is de opdrachtgever een boete verschuldigd van € 15.000.
Mogelijk geeft deze uitspraak aanleiding om jouw algemene voorwaarden nog eens te bekijken.
Voor meer informatie kunt u contact met ons opnemen via 0493-352070.