Het gerechtshof Den Haag heeft in kort geding uitspraak gedaan (ECLI:NL:GHDHA:2015:2975) in een procedure, die was aangespannen door 2 personen aan wie het CBR het alcoholslotprogramma (ASP) had opgelegd. Deze 2 personen hadden echter geen geld en/of geen eigen auto om aan het ASP deel te nemen. Het ASP duurt ten minste 2 jaren en kost minimaal € 4.500,-. Diegene mag daarna alleen in zijn auto rijden als daarin een alcoholslot (een blaasapparaat met startonderbreker) is ingebouwd. Niet deelnemen aan het ASP betekende dat het rijbewijs van die persoon ongeldig werd verklaard voor een periode van 5 jaren. De 2 personen die het CBR voor de civiele rechter hadden gedaagd, konden daardoor al sinds 2012 respectievelijk 2014 niet beschikken over een rijbewijs. Zij mochten al die tijd geen auto besturen en konden daardoor niet aan (nieuw) werk komen.
Bij uitspraak van 4 maart 2015 heeft de Raad van State beslist dat de Regeling op grond waarvan het ASP werd opgelegd, onverbindend is. Voor diegenen die nog een rechtszaak hadden lopen betreffende het ASP, betekende dat het einde van het alcoholslot in hun auto. Diegenen bij wie het ASP onherroepelijk was opgelegd, bleven daaraan vast zitten. Deze procedure bij het hof ging om de vraag welke gevolgen de uitspraak van de Raad van State heeft voor de ‘onherroepelijke gevallen’ van wie het rijbewijs ten gevolge van het ASP al geruime tijd ongeldig is.
Bij deze 2 personen had het CBR besloten de rijbewijzen ongeldig te verklaren en het ASP op te leggen. Nadien heeft het CBR via aangetekende brief aan hen kenbaar gemaakt dat de ‘Eigen verklaring’ tot 5 jaar na het ASP-besluit niet in behandeling genomen zou worden en gedurende die periode geen ‘Verklaring van geschiktheid’ zou worden afgegeven als zij niet aan het ASP zouden deelnemen. Deze 2 personen hebben tegen het ASP-besluit geen bezwaar gemaakt, waardoor het besluit onherroepelijk werd (en formele rechtskracht had verkregen). Bij strafbeschikking zijn aan hen voor dezelfde feiten straffen opgelegd. Zij hebben deze straffen geaccepteerd.
De 2 personen zijn nooit gestart met het ASP. Het CBR heeft hen daarna opnieuw aangeschreven dat zij gedurende 5 jaren niet konden beschikken over een geldig rijbewijs B. Zij hebben het CBR in januari 2015 verzocht om het ASP te beëindigen, dan wel de uitvoering ervan voorlopig op te schorten. Het CBR heeft teruggeschreven dat niet aan dat verzoek kon/zou worden voldaan. De 2 personen hebben zich daarna in kort geding tot de civiele rechter gewend. Zij hebben de rechtbank verzocht het CBR hun rijbewijzen terug te laten geven zonder oplegging van het ASP, omdat de formele rechtskracht van het ASP-besluit moest worden doorbroken in het licht van de uitspraken van de Hoge Raad en de Raad van State. Meer in het bijzonder, omdat de huidige situatie van de 2 personen dermate ‘schrijnend/klemmend’ is dat het laten voortduren van het ASP in hun geval onevenredig en onrechtmatig is. De rechtbank heeft dat verzoek afgewezen. Tegen dat vonnis zijn de 2 personen in hoger beroep gegaan. Het hof heeft overwogen dat de formele rechtskracht van het ASP-besluit niet kan worden doorbroken, maar dat de verdere duur van de uitvoering van het besluit in het geding is. Deze 2 personen vorderen volgens het gerechtshof enkel de teruggave per heden van hun (oude) rijbewijzen zonder oplegging van het ASP. Zij vorderen niet de afgifte van de zgn. ‘103-rijbewijzen’ die bij het ASP horen. De vordering van deze 2 personen ziet, met andere woorden, uitsluitend op het onrechtmatig voortduren van de ongeldigverklaring van hun rijbewijzen.
Het gerechtshof heeft erop gewezen, dat een (vaste) ongeldigheidstermijn van 5 jaren niet bij of krachtens de wet is geregeld. Artikel 132c en artikel 132d WVW 1994 bepalen dat de duur van deelname aan het ASP 2 jaar is, met verlengingsmogelijkheden van telkens 6 maanden. Artikel 132 WVW 1994 regelt dat het CBR bij niet-deelname aan het ASP tot ongeldigverklaring van het rijbewijs mag beslissen, maar noemt geen termijn voor de duur van de ongeldigheid. In het artikel 97 lid 5 van het Reglement rijbewijzen is opgenomen dat gedurende een periode van ten hoogste 5 jaren na die ongeldigverklaring geen verklaring van geschiktheid wordt geregistreerd.
Het CBR houdt bij deze 2 personen vast aan maximale sanctieduur van 5 jaren, en voelt niets voor een kortere termijn. Naar het voorlopig oordeel van het hof is dat, gelet op de onderhavige omstandigheden onrechtmatig. Het gerechtshof wijst erop, dat het kennelijk de bedoeling van de wetgever was dat degene aan wie een ASP wordt opgelegd (anders dan diegenen bij wie het rijbewijs zonder meer ongeldig wordt verklaard) de mogelijkheid blijft houden om een motorrijtuig te besturen. Om deze 2 personen die mogelijkheid voor de duur van 5 jaar te onthouden, vindt het hof onacceptabel.
Verder wordt erop gewezen, dat deze 2 personen al lange tijd geen werk meer hebben, geen auto bezitten en een bijstandsuitkering ontvangen. Het is aannemelijk dat iemand van uit de bijstand geen eigen auto, noch de kosten die gepaard gaan met het ASP kan betalen. De verplichting aan het ASP deel te nemen komt in dat geval neer op een ongeldigverklaring van het rijbewijs voor de duur van 5 jaar. Het enige alternatief is een alcoholslot in de eigen auto laten bouwen, maar voor deze 2 personen is dat geen optie (meer). Het educatieve doel van het ASP wordt op deze manier niet met het ASP-besluit bereikt, terwijl het effect van de maatregel zich uitstrekt over een langere periode dan de 2 jaar waarvoor het ASP in beginsel wordt opgelegd. Deze 2 personen hebben bovendien aangetoond, dat zij niet aan werk kunnen komen zonder een geldig rijbewijs. Met een rijbewijs hebben zij een reële kans om uit de bijstand te komen en zelf in hun eigen levensonderhoud te voorzien. Het hof acht de gevolgen van het ASP om die redenen voor deze 2 personen onevenredig.
Daar komt nog bij dat het CBR niet aangevoerd waarom het rijbewijs niet nu, maar pas aan het einde van de vijfjaarstermijn kan worden teruggegeven. De beslissing van het CBR om het rijbewijs voor de volle duur van 5 jaren niet terug te geven, lijkt enkel ingegeven te zijn door een vermoeden van ongeschiktheid om aan het verkeer deel te nemen, dat alleen is gebaseerd op het voor de 2 personen onomkeerbare feit dat zij in het verleden onder invloed van te veel alcohol een auto hebben bestuurd. In deze 2 gevallen heeft het hof wegens de aangehaalde omstandigheden geoordeeld dat het CBR onrechtmatig handelt door nog langer vast te houden aan de ongeldigverklaring van de beide rijbewijzen. Volgens het hof zijn de gevolgen daarvan in deze gevallen te klemmend. Het hof heeft daarom het CBR bij wijze van voorlopige voorziening opgedragen om het rijbewijs aan deze 2 personen terug te geven (zonder oplegging van het ASP). De teruggave van een geldig rijbewijs B – dus niet een 103-rijbewijs met bijbehorende beperkingen – is niet onomkeerbaar volgens het hof. Indien in een bodemprocedure wordt uitgemaakt dat de langere inhouding van het rijbewijs van (één van) deze 2 personen wel rechtmatig is, kunnen de rijbewijzen weer door het CBR worden ingenomen en de ongeldigheid opnieuw geregistreerd worden.
Als jij dus onvoldoende geld of geen auto hebt en daardoor niet aan het opgelegde, onherroepelijke alcoholslotprogramma hebt kunnen deelnemen, is jouw rijbewijs voor de duur van 5 jaren ongeldig verklaard. Op basis van deze uitspraak van het gerechtshof Den Haag bestaat de mogelijkheid om op korte termijn jouw rijbewijs voorlopig terug te krijgen. Wil jij hiervoor een kort geding starten? Neem dan contact op met Patrick Grijpstra, advocaat Strafrecht, via telefoonnummer: 0492-780193 of per e-mail: p.grijpstra@gca.nl.